DanielDeWaele.com
Webblog van Daniel De Waele

De vroege kerk over de hel: een eindeloos vuur
De tegenpool van het hemels paradijs was de Gehenna, de hel. Het woord Gehenna komt van het dal aan de zuidkant van Jeruzalem en is de Griekse transliteratie van het Hebreeuwse Ge Hinnom: ‘Dal van de zonen van Hinnom’. In vroeger tijden waren daar kinderen in het vuur gegooid als offer voor de god Moloch.

De hemel volgens de vroeg-christelijke kerk
Eens zou de dag komen waarop men het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, en het was te hopen dat men rechtvaardig en goed geleefd had en in de hemel kwam. De hel was een verschrikking waaruit het raadzaam was weg te blijven.

Een homofobe God?
Toen in Knysna, in Zuid Afrika, een gay pride plaatsvond las Errol Naidoo een passage voor uit Jesaja: “schaamteloos pronken ze met hun zonden, als Sodom. Wee hun, want ze berokkenen zichzelf kwaad”.

Het nut van geloof in het hiernamaals
“Een wijs en bekwaam man heeft de vrees voor de goden voor stervelingen uitgevonden,” had Critias beweerd, de Atheense politicus uit de 5e eeuw v.Chr. Ook andere filosofen beweerden dat de stichters van gemeenschappen mythen hadden bedacht om daardoor een sterk verbonden maatschappij te krijgen, waarvan de leden samen zouden werken en zelfcontrole zouden betrachten. Beloningen of straffen na de dood voor hoe men hier op aarde had geleefd, maakten deel uit van die mythen.

Het dodenrijk als satire
In verschillende werken vertelt Loukianos wat zich zoal afspeelt in het dodenrijk. Dat betekent niet dat hij er zelf in gelooft, het is voor hem eerder een ideaal decor om zijn ideeën over het menselijk handelen aanschouwelijk te maken.

Atheïsten over leven na de dood: Lucretius
In de klassieke wereld, waar het vanzelfsprekend was te geloven in een verblijf in de onderwereld na dit leven, verkondigden sommige grafschriften iets heel anders: “Ik was niet, ik was, ik ben niet, ik geef er niet om,” kon men regelmatig lezen. Waar kwamen deze ongewone ideeën vandaan?

De doden spoken
Het zicht op het dodenrijk en de doden was niet eenvormig. Vergilius kon dan wel een coherent verhaal schrijven, er deden nog andere verhalen de ronde. Lugubere verhalen. Want al wilden de levenden al te graag dat de doden veilig en wel opgeborgen bleven in hun sombere of heldere onderwereld – al naar gelang zij zich tijdens hun leven gedragen hadden, er waren ook doden die terugkwamen, niet als nieuw geïncarneerde stervelingen, maar als doden, als geesten.