Arme Michal.
Michal, de dochter van Saul, heeft een slechte naam. Zij is zo’n beetje een kreng. Het verhaal is bekend: Michals gemaal, koning David, danst vol overgave in de processie die de ark terug naar Jeruzalem moet brengen. Hij is daarbij slechts gekleed in een linnen efod, dat is een priesterschort – met niets eronder. Dat van die efod leren wij uit de Tora, waar verboden wordt treden aan het altaar te bouwen, opdat de priester die slechts een efod aanheeft niet in verlegenheid zou worden gebracht bij het beklimmen van het altaar. (Je zou dan namelijk iets kunnen zien). Als David ’s avonds van het feest thuiskomt vaart Michal sarcastisch uit: “De koning van Israël heeft zich vandaag wel bijzonder waardig gedragen! Als de eerste de beste dwaas heeft hij zich voor de ogen van zijn slavinnen en onderdanen ontbloot!” Wij weten niet of er iets onkies is gebeurd, of Davids efod wat te hoog opgewaaid is en slavinnen dat gniffelend gade hebben geslagen. Michal vindt Davids gedrag in ieder geval onwaardig, maar de felheid van haar woorden verraadt met name gekrenktheid.
Gelovigen, predikanten vooral, nemen graag de verdediging van David op zich, en wijzen erop dat David zich voor zijn Heer vernedert en zich daarbij niet schaamt voor het volk. Zij volgen daarin wat David zelf tot zijn verdediging aanvoert. David is de rechtvaardige en Michal is een feeks. Vromer uitgedrukt: zij is niet bedacht op de dingen Gods. Zij blijft ook kinderloos. Een straf van God? Of een straf van David die zich van bijslaap met haar onthouden heeft?
Het boek Samuël geeft echter een genuanceerder beeld, een menselijker beeld van Michal. Wie is Michal eigenlijk? Twee keer lezen wij dat zij David lief had. Daar kun je vlot overheen lezen, maar in de verhalende gedeelten van de bijbel wordt nergens anders gezegd dat een vrouw haar man liefheeft. Alleen bij Michal treffen we dat tweemaal aan en dat betekent dat de auteur dat wil beklemtonen. Die liefde is meer dan wat romantiek en lief doen. Zij redt nota bene Davids leven. Als Saul de nog jonge David wil doden, en hem thuis wil laten oppakken, is het Michal die David waarschuwt, hem helpt te vluchten door het raam, in zijn bed een afgodsbeeld neerlegt en dat toedekt om zo voor te wenden dat haar man bedlegerig is. Het bedrog komt natuurlijk uit, maar dan is David al ver weg.
David is zijn leven niet zeker en blijft rondzwerven op de vlucht voor Saul. Hij huwt ondertussen wel twee vrouwen: Abigaïl, “zij had een helder verstand en was mooi om te zien” (in de rabbijnse literatuur wordt Abigaïl voorgesteld als uitermate zinnenprikkelend, maar dat zegt misschien vooral iets over de interesses van de rabbijnen) en Achinoam, van wie niet veel bekend is. En Michal? Die werd door haar vader Saul zo maar eventjes uitgehuwelijkt aan een zekere Palti. Later, als Saul gestorven is, eist David Michal weer voor zich op. Hij zegt: “Geef me mijn vrouw Michal terug, die ik als bruid verworven heb voor de voorhuiden van honderd Filistijnen.” De moderne lezer slikt even bij deze wat macabere bruidsschat. Waar het om gaat is dat David op zijn recht staat: hij heeft voor Michal betaald. Enige politieke berekening is hier niet ver weg: Michal is van nut omdat ze zijn aanspraken op de troon kan versterken. Palti was er ondertussen het hart van in, hij huilde zowaar toen Michal van hem afgenomen werd. Michal, die zo van David had gehouden, ontmoet haar gemaal dus opnieuw, en ontdekt dat hij twee andere vrouwen heeft gehuwd. Uit niets blijkt enige liefde of genegenheid van David voor haar. Zij is hem van nut. Dat is het zo een beetje.
Terug naar het verhaal waarmee we begonnen. “Toen de ark de Davidsburcht werd binnengedragen, stond Michal, de dochter van Saul, al op de uitkijk bij haar venster. Ze zag koning David dansen en springen voor de HEER, en haar hart vulde zich met minachting”. Nu, minachting ontstaat niet zomaar plots. Minachting is vaak het gevolg van aangedaan leed, van zelf verworpen te zijn geweest, zelf minachting ondergaan te hebben. En dat is precies wat we in Michals leven hebben zien gebeuren: David heeft slechts met onverschilligheid gereageerd op haar intense liefde voor hem. Niets is nefaster binnen een relatie.
Dat de relatie tussen beiden niet erg boterde vinden we ook in de wijze waarop David reageert op Michals woede-uitval. Hij verdedigt zich door erop te wijzen dat hij danste en zich vernederde voor de Heer, maar te midden van zijn vrome woorden zit ook een sneer naar Michal verborgen (ik cursiveer): “Dat deed ik voor de HEER, die mij heeft aangesteld als vorst over het volk van de HEER, over Israël, en mij zo heeft verkozen boven jouw vader en heel zijn familie; voor de HEER danste ik!” Mooi verpakt in heilige woorden, wordt Michal duidelijk gemaakt dat zij, of tenminste de familie waar zij deel van uitmaakt, verworpen werd, en nog wel door God.
Dat gebeurt soms nog, dat iemand de mond gesnoerd wordt met een verwijzing naar Gods wil. En de eruptie van frustratie onderstreept daarbij dan nog eens mooi het ongelijk van de gefrustreerde.
Arme Michal.