David en Batseba. Korte verhandeling over schuld en boete


11 november 2021



David en Batseba. Korte verhandeling over schuld en boete

Het verhaal is bekend. Terwijl zijn manschappen ten oorlog zijn getrokken, is David fijn thuis gebleven. Na een wat lang uitgevallen siësta kuiert hij rond op het dak van zijn paleis, en van daar ziet hij hoe de mooie Batseba zich baadt in de late zonnestralen. David neemt initiatief en algauw liggen ze bij elkaar in bed. Het klinkt nogal modern eigenlijk. Voorbehoedsmiddelen bestonden best wel in de oudheid, maar die waren niet helemaal betrouwbaar, of David is nonchalant geweest: Batseba wordt zwanger. Dat is heel vervelend. David probeert te regelen dat haar echtgenoot nog gemeenschap met haar zal hebben en haalt hem daarvoor terug van het front. Het lukt allemaal niet. Dat heb je met integere mannen, die willen geen verzetje terwijl hun kameraden een (heilige) oorlog voeren. Geen nood, David zorgt ervoor hij aan het front sterft, met zijn kameraden. Aan zijn generaal laat hij laconiek berichten: “U moet er maar niet te slecht over oordelen; de oorlog eist nu eenmaal zijn tol”. En vervolgens neemt hij Batseba gezellig bij zich in het paleis waar negen maanden later hun zoontje wordt geboren. Ik denk dat ze een babyshower hadden.

Je hebt van die pretbedervers, profeten heten die, en één zo’n profeet, Natan, komt bij koning David. Hij vertelt David over een rijke man die hele kudden schapen en geiten had, en er toch in slaagde het lammetje van een arme stakker af te pakken om dat voor zijn gasten te bereiden. Nou, dat vindt David wel vreselijk onrechtvaardig, zo’n man verdient de dood. Dan kijkt de profeet de koning recht in de ogen en zegt: ‘Die man, dat bent u!’ Zoals een oudtestamentisch profeet betaamt, uit hij een reeks onheilsaanzeggingen, en iets in David knapt: ‘Ik heb gezondigd tegen de HEER’, zegt hij.

Er kruipt veel energie in, in jezelf sterk houden, in het onderdrukken van de innerlijke onrust, in het wegrationaliseren van schuld. Er moet dan ook niet teveel gebeuren of er volgt een woede-uitbarsting. Dat lezen we ook als Natan zijn verhaal heeft verteld: David hoort dit verhaal niet gelijkmoedig aan, maar barst gek genoeg uit in woede over de rijke man. En in die woede veroordeelt hij die ander: hij moet dóód! Het is vreemd, maar dat lucht op, een ‘ander’ eens flink veroordelen, dat geeft voldoening. Zou het kunnen dat David op onbewust niveau zichzelf beschuldigt en straft, zichzelf pijnigt, om zo van de pijn van het schuldgevoel af te raken?
Waarvan beschuldigt David de rijke man? Hij beschuldigt hem ervan dat hij zich zo harteloos gedraagt, wat een exacte projectie is van zijn eigen gedrag. Wat verdrongen is, wordt op de ander geprojecteerd. Dat is nog steeds de ontkenningsfase. Maar uit de diepe troebele droesem van de ziel borrelt al iets naar boven. En dat zal in het licht komen, geen energie kan dit nog naar de verborgen hoeken van de ziel terugdwingen. Natan houdt David een spiegel voor, maar pas als Natan zegt dat David zelf het de rijke man is die de arme zijn lammetje afnam, scheurt de vreselijke waarheid door het vlies van Davids ontkenning heen.

Het thema van schuld wordt meesterlijk beschreven in Dostojevski’s roman Schuld en Boete (of met de nieuwe, vlakkere titel: Misdaad en Straf). Het hoofdpersonage, Raskolnikov, vindt zichzelf een soort übermensch die boven de wetten van middelmatige mensen staat – in zekere zin een beetje zoals David. Daarom meende hij het recht te hebben een oude woekeraarster te vermoorden. Zij was immers een gewetenloze vrouw. Dat doet hij dan ook, maar door omstandigheden ziet hij zich verplicht ook haar onschuldige zus te vermoorden. Aanvankelijk vindt Raskolnikov dat zijn daad moreel perfect aanvaardbaar is, zo rationaliseert hij zijn misdaad. Maar steeds sterker worstelt zijn schuldbesef zich naar de oppervlakte. Tegen alle rationaliteit in schreeuwt zijn gekweld geweten steeds luider, wat leidt tot de soms haast onbedwingbare drang zich aan te geven.

De bovengenoemde term übermensch leidt ons natuurlijk naar Nietzsche. Die noemde het gekwelde geweten een zielsziekte die door lepe priesters (of profeten zoals Natan, kunnen we toevoegen) wordt uitgebuit om de mensen gedwee en gehoorzaam te houden. Dat maakt het maatschappelijk leven wel zo makkelijk. Nietzsche beweerde dat schuldgevoelens ontstaan doordat de mens zijn instincten niet vrij naar buiten kan uitleven, zodat die zich vervolgens naar binnen keren met alle nefaste gevolgen vandien. “Ik heb de wereld haar onschuld teruggegeven”, bluft hij ergens, en ook: “Het begrip God was tot dusverre het grootste argument tegen het bestaan … Wij loochenen God, wij loochenen de verantwoordelijkheid ten aanzien van God: daarmee eerst verlossen wij de wereld”. De mens is vrij van schuld omdat er geen goddelijke wet is. Maar dat is een illusie, zoals Raskolnikov tot in het diepst van zijn moegestreden ziel mocht ondervinden. De Belgische theoloog en psycholoog Anton Vergote noemt het idee van een oorspronkelijke onschuld die geen geboden kent, een begoocheling. “Er bestaat geen menszijn zonder verantwoordelijkheid, en er is geen verantwoordelijkheid zonder dat op zijn minst de vraag naar de schuld gesteld kan worden”. David krijgt zijn menselijkheid pas terug als hij zijn schuld erkent.

Share This