Paulus had Jezus van Nazaret nooit ontmoet maar daar zat hij niet mee; hij vond het niet zo belangrijk Christus ‘naar het vlees’ te hebben gekend: “Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.” Hij had immers Christus op een veel verhevener en indringender wijze leren kennen. Enkele keren schrijft hij dat hij Christus ‘gezien’ heeft. Dat heeft telkens te maken met zijn apostelschap: “Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Heer, gezien?” en ook: “Pas op het laatst verscheen Hij ook aan mij, misgeboorte die ik was. Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd.” Ook schrijft hij dat God hem al voor zijn geboorte had uitgekozen om “zijn Zoon in mij te openbaren,” en heeft hij het over uitzonderlijke openbaringen die hem ten deel zijn gevallen. In Handelingen lezen we dat hij zegt: “Later, toen ik terug was in Jeruzalem en in de tempel aan het bidden was, werd ik opeens gegrepen door een visioen.” Daarin waarschuwt Jezus hem te vluchten voor vervolging. Het gaat zo te zien om visionaire ervaringen. Over zijn meest bijzondere spirituele ervaring schrijft hij:
Ik ken een volgeling van Christus die veertien jaar geleden tot in de derde hemel werd weggevoerd – in zijn lichaam of buiten zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen. Maar ik weet dat deze man – in zijn lichaam of zonder zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen – werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die geen mens kan en mag uitspreken.
Paulus werd gegrepen en naar de hemel gevoerd. Wat Paulus daar geschouwd heeft komen we niet te weten, er zijn geen woorden voor, zegt hij. Wel weten we dat Paulus staat in een traditie van hemelreizen die we ook in andere Joodse geschriften aantreffen. In 1 Henoch weet de auteur trouwens wel prachtige woorden te vinden voor zijn ervaring: “Zie, in de aanschouwing riepen wolken tot mij en stofnevels schreeuwden mij toe; bliksemschichten en donderslagen joegen me op […]; in mijn aanschouwing lieten windvlagen mij vluchten en hieven mij op naar omhoog; zij namen mij op en lieten mij binnengaan in de hemelen.” Maar ook de ziener Johannes vertelt hoe hij in een visioen een deur in de hemel ziet openstaan en de uitnodiging hoort: “Kom hierboven, dan laat Ik je zien wat er hierna gebeuren moet,” waarop hij in vervoering raakt. En we ontmoetten in het vorige hoofdstuk ook enkele Joodse vromen die een hemelreis ondernamen, zoals Sefanja.
Nu is een hemelreis niet iets dat je zo maar overvalt, je bereid je daar op voor en je past de daartoe ontwikkelde technieken toe. Paulus was een farizeeër, en al vóór zijn tijd had men in farizese kringen interesse in mystiek ontwikkeld. Geliefde discussieonderwerpen waren de schepping en de troonwagen van God (in Ezechiël), twee gedeelten uit de Bijbel die zich goed leenden voor mystieke beschouwingen en ervaringen, zoals in latere bewaarde geschriften duidelijk wordt. Het is heel goed mogelijk dat Paulus reeds voor zijn bekering was opgeleid in joodse mystiek, en die ervaringen ook in zijn christenleven benutte. Belangrijk voor het ontvangen van visioenen waren een speciaal dieet en de gebedshouding. In het pseudepigrafische boek 4 Ezra vast de protagonist zeven dagen voordat hij een visioen ontvangt, gaat hij ook een veld in om bepaalde kruiden en planten te eten. Ook uit latere Joods-mystieke geschriften weten we dat de mysticus zich aan een speciaal dieet hield, en in zithouding, met het hoofd tussen de knieën, bepaalde gebeden en hymnen reciteerde om zo in een andere bewustzijnstoestand te geraken. Of Paulus zich ook op die manier een weg gezocht heeft naar de derde hemel weten we niet, maar het zou best kunnen; reeds de profeet Elia had zich op de Karmel op die wijze tot God gericht.
Paulus weet niet of de ervaring weggevoerd te worden met het lichaam gebeurde of niet. Maar waarom vraagt hij zich dat af? Hij moet toch geweten hebben, vermits hij door andere farizeeën moet zijn ingewijd in mystieke dingen, dat het lichaam tijdens een reis gewoon rustig op aarde bleef? Was het dan die ziel die opsteeg naar de hemelen? Maar Paulus heeft het helemaal niet zo over de ziel, al zal hij het begrip uit het Griekse denken wel gekend hebben. Toch zal hij de ervaring gehad hebben dat een hemelreis via een lichaam plaatsvindt, omdat hij immers kan zien, horen en voelen. Of heeft Paulus wellicht gedacht aan een ‘geestelijk lichaam’ waarmee men in geestelijke regionen kan verblijven? Over de opstanding zegt hij: “Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt. Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam.” Daar komen we nog op terug.