Zoals bij Marcus gaan ook bij Matteüs na sabbat enkele vrouwen – nu twee in plaats van drie – naar het graf. Maar dan krijgen we een ander verslag:
Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer.
De aarde beefde bij het sterven van Jezus, en zij beeft opnieuw bij zijn opstanding, nu vanwege de engel die uit de hemel neerdaalt. Daarvan vernamen we niets bij Marcus. De vermelding van de aanwezige bewakers moet de verdachtmaking dat de discipelen Jezus’ lichaam hadden gestolen, wegnemen. De farizeeën en hogepriesters hadden Pilatus al gewaarschuwd: “Geeft u alstublieft bevel om het graf tot de derde dag te bewaken, anders komen zijn leerlingen Hem heimelijk weghalen en zullen ze tegen het volk zeggen: “Hij is opgewekt uit de dood.”’ Die voorzorg draaide nu goed uit: de bewaking bewees dat Jezus werkelijk was opgestaan. Geschrokken kochten de Joodse leiders de soldaten achteraf om, vertelt Matteüs. Zij moesten maar vertellen dat de discipelen het lichaam hadden gestolen terwijl zij sliepen. “Ze namen het geld aan en deden zoals hun was opgedragen. En tot op de dag van vandaag doet dit verhaal onder de Joden de ronde.” En inderdaad noemt Justinus Martyr dit nog in de 2e eeuw.
In het apocriefe evangelie van Petrus worden de bewakers nog duidelijker in beeld gebracht:
Maar in de nacht waarin de dag des Heren aanbrak, toen de soldaten om beurten getweeën de wacht hielden, klonk er een groot geluid uit de hemel, en zij zagen de hemelen geopend en twee mannen in een grote lichtglans vandaar neerdalen en naar het graf toegaan. En de steen die voor de ingang gelegd was begon vanzelf opzij te rollen en het graf werd geopend en de beide jongelingen gingen naar binnen.
Daarna wekken de soldaten de centurio en de oudsten – ook zij waren aanwezig bij de wacht, “en terwijl zij hun nog aan het vertellen waren wat zij gezien hadden, zagen zij drie mannen weer uit het graf komen. Twee van hen ondersteunden de derde en een kruis volgde hen.” Bepaald indrukwekkend allemaal. Opgemerkt dient dat nergens in de canonieke evangeliën iemand getuige van de feitelijke opstanding, maar hier dus wel.
Terug naar Matteüs. De boodschap van de engel is duidelijk: “Hij is niet hier, Hij is immers uit de dood opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kijk, dit is de plaats waar Hij gelegen heeft.” De engel zegt aan de vrouwen dat zij dit goede nieuws moeten vertellen aan de discipelen, en dat ze naar Galilea moeten gaan waar ze hem ook zullen ontmoeten. Tegelijk ontzet en verheugd begeven zij zich op weg. Dan gebeurt er iets waar Marcus niets over zei. De vrouwen ontmoeten de opgestane Jezus. “Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet en groette hen. Ze liepen op Hem toe, grepen zijn voeten vast en aanbaden Hem.” Veel zegt Jezus niet, hij herhaalt de woorden van de engel. Opmerkelijk is wel dat Jezus blijkbaar al was opgestaan voordat de engel de steen van het graf wegrolde; dat was dus meer om de vrouwen te laten zien wat al gebeurd was. Men kan hieruit besluiten dat het lichaam van Jezus dus niet beperkt of tegengehouden werd door materie. Maar misschien was het helemaal niet Matteüs’ bedoeling tot die conclusie te komen, want anders dan in de evangeliën van Lucas en Johannes portretteert Matteüs de opgestane vrij normaal: hij staat niet plots in het midden van de discipelen en wandelt niet door gesloten deuren.
Merkwaardig is ook dat het vrouwen zijn die de eerste getuigen zijn van de opstanding, het getuigenis van vrouwen was destijds immers weinig waard. Men vond over het algemeen dat de vrouw zwak en lichtzinnig was, en zodoende ook weinig betrouwbaar. Zo stelt de Joodse historicus Josephus: “Vrouwen mogen niet als getuige optreden, vanwege de lichtzinnigheid en onbezonnenheid van het vrouwelijk geslacht.” Celsus, de criticaster van de christenen uit de 2e eeuw was niet onder indruk van dit getuigenis. Over de dood en opstanding van Jezus zei hij:
Toen hij leefde kon hij zichzelf niet redden, maar toen hij dood was stond hij op en toonde de tekenen van zijn straf, hoe zijn handen doorstoken waren; wie heeft dat echt gezien? Een hysterische vrouw, zoals je zegt, en een enkele anderen misschien, van hen die gevangen zaten in dezelfde roes van waanvoorstellingen, die ofwel gedroomd hebben, ofwel door een vreemde gemoedstoestand onder invloed van hun zwalpende verbeelding voor zichzelf een verschijning gevormd hebben naar hun wensen.