Lucas over de opgestane Jezus

30 oktober 2023

Zoals bij Marcus en Matteüs gaan ook bij Lucas enkele vrouwen naar het graf, drie worden bij naam genoemd maar er zijn nog enkele andere vrouwen bij. Twee mannen in stralende gewaden vragen hen waarom ze de levende bij de doden zoeken; “Hij is niet hier, Hij is uit de dood opgewekt. Herinner je wat Hij jullie gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’” De vrouwen gaan dit goede nieuws vertellen aan de elf en aan anderen, “maar die vonden het maar kletspraat en geloofden hen niet.” Petrus echter gaat toch maar eens kijken, zag in het graf alleen linnen doeken liggen, en vraagt zich af wat er gebeurd mag zijn. Bij twee discipelen, op weg naar het dorp Emmaüs, voegt zich een derde persoon. Het gesprek gaat over het lege graf, ze vertellen de vreemdeling over de vrouwen die het graf bezochten: “ze vonden zijn lichaam daar niet en ze kwamen vertellen dat er engelen aan hen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft.” Daarop legt de derde persoon verbanden met wat in Tenach stond over deze zaak. Als hij, bij hen thuis gekomen, het brood breekt, herkennen ze hem; het is Jezus zelf, de opgestane. “Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik.” Marcus zegt over deze geschiedenis: “Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen toen ze buiten de stad waren.” Met “hij werd onttrokken aan hun blik” wordt het Griekse aphanizein vertaald, ‘onzichtbaar maken’ of ‘verdwijnen”. Het woord wordt in 2 Makkabeeën gebruikt waar twee engelen (“twee jongemannen, die er geweldig sterk en bijzonder knap uitzagen en gehuld waren in schitterende kledij”) verschijnen en Heliodorus, minister van de Syrische koning die schatten uit de tempel had willen roven, vakkundig vloeren, hem een boodschap brengen en “zodra ze dit gezegd hadden, waren ze weer verdwenen.” In het klassieke Grieks wordt het woord gebruikt voor het verdwijnen van goden en mensen. Zo zegt de bode tot Menelaus in Euripides’ ’Helena’: “Uw vrouw is verdwenen, opgelost in lucht, onvindbaar. De goden hebben haar vóór onze ogen weggevoerd.”

De vrouwen bij Jezus’ graf gingen meteen terug naar de andere en vertellen hen wat er gebeurd was. Dan verschijnt Jezus zelf aan de hele groep.

Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie.’ Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een geest te zien. Maar Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? Kijk naar mijn handen en voeten, Ik ben het zelf! Raak Me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat Ik heb.’ Daarna toonde Hij hun zijn handen en zijn voeten. Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg Hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’ Ze gaven Hem een stuk geroosterde vis. Hij nam het aan en at het voor hun ogen op.

Het was natuurlijk even schrikken toen zo plots een bekende die ze dood waanden in hun midden stond. Een geestverschijning! was de eerste reactie. Maar Jezus laat zijn handen en voeten zien, die doorboord waren – al wordt dat niet genoemd. Of de discipelen zijn ingegaan op Jezus’ uitnodiging die aan te raken weten we niet, al wist Ignatius het wel: “En toen hij bij hen kwam die met Petrus waren, zei hij tot hen: ‘Raak mij aan, betast mij en ziet dat ik geen lichaamsloze demon ben’. En zonder aarzelen raakten ze hem aan en ze geloofden, daar ze zowel met zijn lichaam als met zijn geest verbonden waren.” Volgens enkele kerkvaders is dit een aanhaling uit een nu verloren gegaan evangelie.

Het lichaam van Jezus lijkt vreemd. Hij kan zo maar plots in het midden van de discipelen verschijnen, zodat de discipelen verbijsterd met een geest menen te maken te hebben. Bij de Emmaüsgangers ‘verdween’ Jezus ook plots uit hun ogen. Maar anderzijds heeft een geest geen handen en voeten die je kunt aanraken, en een geest eet geen vis. Jezus is duidelijk lichamelijk aanwezig, is geen geest. Een andere kwaliteit van dit opgewekte lichaam is dat het niet kan sterven. In een lang betoog tot de Joden in Antiochië zegt Paulus over Jezus: ”maar Hij die door God tot leven is gewekt, is niet tot ontbinding overgegaan.” Die lichamelijkheid is dus van een andere orde dan die van hen die Jezus heeft opgewekt, zoals de zoon van de weduwe te Naïn of de dochter van Jaïrus; ‘opgewekt’ als zij zijn, blijven het sterfelijke lichamen. Het opstandingslichaam van Jezus heeft dus een speciale kwaliteit, maar het lijkt toch weer anders dan het ‘geestelijk lichaam’ waar Paulus het over heeft, dat een onvergankelijke vorm heeft en als kenmerken schittering en kracht heeft.

In de andere evangeliën verdwijnt de opgestane Jezus uiteindelijk mysterieus uit beeld. Alleen in de toevoeging van Marcus staat iets wat ontleend moet zijn aan Lucas: “Nadat Hij dit tegen hen had gezegd, werd de Heer opgenomen in de hemel en nam Hij plaats aan de rechterhand van God.” We moeten het nu hebben over de hemelvaart.

Share This