Sterfbedvisioenen zijn welbeschouwd geen bijna-dood ervaringen, maar ze komen wel dicht in de buurt. De Vlaamse Anja Opdebeeck, die een proefschrift schreef over de gevolgen van een bijna-doodervaring, geeft volgende definitie:
[Sterfbedvisioenen] treden op vlak voor of tijdens het intreden van de effectieve dood. De stervende ziet overwegend overleden familieleden en vrienden, soms ook onbekende geestelijke wezens, die hem ‘komen halen’ of geruststellen over de naderende dood.
De eerste systematisch studie hierover is van William Barrett, die zijn resultaten optekende in Death-bed Visions (1926). Hij merkte op dat sommige stervenden in een visioen reeds overleden personen zien, die hen komen halen om hen naar een andere wereld te brengen. Het opmerkelijke aan deze visioenen is dat zij door de stervende gezien worden, nog bij leven. Terwijl hij nog iemand van deze aarde is, ontmoet hij wezens van de andere wereld. Pim van Lommel geeft een voorbeeld.
Ik ken het verhaal van een collega-huisarts die een stervende man dagelijks bezocht die ontzettend angstig was voor zijn overlijden. Op een dag zat deze stervende patiënt echter opeens stralend in bed, waarop zijn huisarts verbaasd vroeg wat er was gebeurd. De patiënt vertelde dat Jan langs was geweest. En Jan was een goede vriend en buurman, die drie jaar gleden was overleden en hem over de dood uitvoerig en liefdevol had gerustgesteld. Twee dagen later is deze patiënt in alle rust en vrede overleden.
De rust en vrede die ervaren wordt na een ‘ontmoeting’ met een reeds gestorvene is een typisch verschijnsel. Een ander voorbeeld gaat over een man van vijfenzestig die aan maagkanker leed. Hij leek helder te zijn, wanneer hij:
Nu en dan in de verte keek; dan verschenen er dingen aan hem die hem heel echt voorkwamen. Hij keek dan omhoog naar een muur, en zijn ogen en gezicht lichtten op, alsof hij iemand zag. Hij sprak dan over het licht, helderheid, zag mensen die voor hem echt leken te zijn. Dan zei hij: ‘Hallo,’ en: ‘Daar is mijn moeder.’ Wanneer het voorbij was, sloot hij zijn ogen en leek erg vredig. Hij gebaarde met uitgestrekte handen. Vóór de hallucinatie was hij erg ziek en misselijk; erna was hij rustig en vredig.
We zagen dat in de periode van de romantiek de nog levende ernaar verlangde te worden herenigd met zijn geliefde die hem of haar in de dood was voorgegaan. Er is een getuigenis van iemand die op zijn sterfbed zijn overleden jeugdliefde zag. Voordat zij zouden trouwen was zij in een ongeval gestorven. Nu zei hij tegen haar: “Ik heb gewacht en gewacht. Ik wist dat je naar mij toe zou komen.” Een ander voorbeeld is dat van een negenenzestigjarige vrouw die aan kanker leed en op sterven lag:
Met een zeer zachte stem en met een glimlach op haar gelaat had zij een innemend gesprek over hoeveel zij van hem (haar man) hield, hoe erg zij hem miste, en dat zij wist dat zij zich bij hem zou voegen Zij zei: ‘Het duurt nu niet lang meer voor ik bij je ben.’ Haar hand uitstrekkend, alsof zij zijn hand vastpakte: ‘Je ziet er goed en goed verzorgd uit.’
Niet iedereen voelde ervoor te sterven. Een Indiase man van in de twintig was in het hospitaal herstellende, alles zag er goed uit. Hij zou die dag worden ontslagen. Plotseling om vijf uur in de ochtend schreeuwde hij: “Er staat hier iemand gekleed in witte kleren. Ik wil niet met je meegaan!” Binnen tien minuten was hij overleden.
Een vraag is natuurlijk of dit slechts hallucinaties zijn die zich afspelen louter in de geest van de stervende, of dat daar ook een buitenwereldse realiteit aan beantwoordt. Het volgende geval lijkt daar wel voor te pleiten. Doris was stervende. Wat men voor haar verborgen hield was dat haar zus Vida drie weken daarvoor al gestorven was, de toestand van Doris was hachelijk en men wilde haar niet belasten met dit droevige nieuws. Dan ‘ziet’ Doris iets waardoor zij verrast is:
Zij sprak tegen haar vader en zei: ‘Ik kom eraan,’ draaide zich tegelijkertijd naar mij om met de woorden: ‘O, hij is zo dichtbij.’ Toen zij weer terugkeek naar dezelfde plek, zei zij met een niet begrijpende uitdrukking op haar gezicht: ‘Hij heeft Vida bij zich,’ waarop zij zich weer naar mij toe wendde en zei: ‘Vida is bij hem.’ Toen vervolgde zij: ‘Je wilt, dat ik kom, pa; ik kom eraan.’
Door de ‘hallucinatie’, die hier een werkelijke ontmoeting lijkt te zijn, wist Doris dat haar zus Vida was overleden, die was immers ook aan ‘de andere kant’.
Een heel enkele keer komt het voor dat een sterfbedvisioen gevolgd wordt door het herstel van de patiënt. In volgend geval had een vrouw die op sterven lag een ‘ontmoeting’, doch kwam onverwacht weer tot leven.
Deze vrouw was in de dertig. Zij was gewond aan haar been en er waren ernstige complicaties vanwege infectie en niemand verwachtte dat zij het zou redden. Zij zag haar gestorven moeder en leek haar uitnodiging om naar de bovenaardse wereld te komen te aanvaarden. ‘Ik zie u, moeder. Ik kom eraan, moeder. Ik wil bij u zijn.” De volgende ochtend begon er verbetering in haar toestand te komen. Haar temperatuur daalde en haar been begon te genezen. Niemand had verwacht dat zij zou herstellen.