Bijna-dood ervaringen (8) Negatieve ervaringen

5 juni 2025

Er zijn ook verslagen waarin bijvoorbeeld patiënten met een hartinfarct angst ervaren, en nachtmerrieachtige, heel reële angstdromen hebben over Satan en de hel. Die dromen zijn volgens Kübler Ross wel reëel maar zijn geen realiteit. Het zijn projecties van de eigen angsten. Waarom de hemel reëel is en de hel slechts een projectie is, wordt niet uitgelegd. Moody geeft geen enkel getuigenis van een negatieve bijna-dood ervaring, alleen lijken zelfmoordpogingen iemand niet in de hemel te brengen, zoals we nog zullen zien.

Bruce Geyson is een van de onderzoekers die ook aandacht geven aan negatieve bijna-dood ervaringen. Hij verdeelt die in drie categorieën. (1) Ervaringen die gelijk zijn aan vredevolle bijna-dood ervaringen maar die als onaangenaam beleefd worden, (2) een gevoel van niet-bestaan of leegte en troosteloze eenzaamheid (3) een ervaring die als hels omschreven wordt. Getuigenissen van mensen die niet zo’n fijne bijna-dood ervaring hadden vormen zo’n 15 % van de onderzochte gevallen. De percentages verschillen nogal van onderzoeker tot onderzoeker (van 1% tot 22%). Dat hangt enerzijds af van de vraagstelling in het onderzoek. Anderzijds is menigeen met een negatieve ervaring niet geneigd erover te praten, om niet afgewezen te worden, niet verdacht te worden van een fout leven, of om anderen niet te verontrusten.

(1) Een eerste getuigenis doet denken aan de moeizame of gevaarlijk overtocht over een brug, waarover oude verhalen spreken.

[…] Al gauw bevond ik mij in een donkere ruimte, een soort tunnel, waar geen eind aan leek te komen. Terug kon ik niet, maar doorworstelen leek ook afschuwelijk, want kwam ik er ooit wel uit? Of zou ik onderweg ergens stikken van benauwdheid? De tunnel gaf mij namelijk bijna geen ruimte, hield mij strak omkneld. Na een lange tijd – meer dan een verschrikking – mij door de tunnel gedrukt te hebben, kwam er aan het eind iets van licht, en na stevig doorploeteren stond of was ik dan in dat volkomen schijnsel, dat mij in zijn geheel leek te omarmen.

Dit getuigenis lijkt dus erg op een goede bijna-dood ervaring: het zweven door de tunnel naar het licht, maar wordt als beklemmend ervaren. Eens in het licht gekomen lijkt het beklemmende weg te vallen. Bruce Greyson geeft meer getuigenissen van mensen die, aanvankelijk geschrokken door het bizarre dat hen overkomt en door het onbegrip hierover, uiteindelijk tot rust komen en zich vredig en kalm voelen. Het verlies van controle wordt hier niet erg geapprecieerd. Zo werd een vrouw die aan een allergische reactie leed naar het hospitaal gebracht.

Na een paar minuten begon mijn lichaam hevig te trillen. Toen voelde ik alsof ik boven de kamer zweefde. Ik zag mezelf duidelijk op de tafel liggen. Ik zag de dokter en de verpleegster, die ik nog nooit eerder had gezien, en mijn man naast me staan. Ik schrok me rot en ik herinner me dat ik sterk het gevoel had dat ik niet blij was met wat ik zag en wat er gebeurde. Ik schreeuwde: ‘Dit bevalt me niet!’, maar de mensen in de kamer hoorden me niet.

Daarna kwam ze weer bij.

(2) Bij een extreem moeilijke bevalling verloor een vrouw het bewustzijn. Zij zag zichzelf drijven in een smalle rivier naar een brug toe, zij voelde zich vredig. Zij trachtte in de schaduw van de brug te raken omdat zij wist dat ze dan zou sterven, en zij wilde sterven.

Toen ik de schaduw bereikte, was ik in de hemel, maar het was geen vredig gevoel meer; het was pure hel geworden. Ik was een licht in de hemel geworden en ik schreeuwde, maar er kwam geen geluid uit. Het was erger dan mijn nachtmerrie. Ik draaide rond en rond en schreeuwde. Ik besefte dat dit de eeuwigheid was voor de hele mensheid. Ik was de hele mensheid geworden en dit was wat eeuwigheid zou zijn. Je kunt de emoties die ik voelde niet onder woorden brengen. Ik voelde de stilte, behalve het geschreeuw in mijn eigen lichaam, dat niet langer een lichaam was, maar een kleine lichtbol. Ik voelde de eenzaamheid, behalve het besef dat ik de hele mensheid was. Ik voelde de leegte van de ruimte, de uitgestrektheid van het universum behalve ik, een loutere lichtbol die schreeuwde.

(3) Zoals oude verhalen gewagen van ongelukkigen die van de brug afvielen, de hel in, zo vertelt volgend getuigenis over een tunnel waarin iemand niet opstijgt, doch valt:

Ik stopte plotseling in deze donkere tunnel, en begon met een enorme snelheid te vallen, sneller en sneller en sneller. Alsof ik letterlijk verticaal naar beneden werd gegooid, met mijn hoofd naar beneden in dit zwarte gat. Het was zo pikkedonker, ik kon geen hand voor ogen zien. Er terwijl ik daar zo viel, begon ik geschreeuw te horen, kreten, hartverscheurend, vreselijk, vreselijk lachen en de meest walgelijke stank die je je maar kan voorstellen, en toen veranderde de zwarte omgeving in vuur … En er waren allemaal verschrikkelijk uitziende en angstwekkende schepsels, de een nog enger dan de ander, die naar mij graaiden … Ik smeekte God om hulp … En plotseling werd ik wakker door stemmen van vrouwelijke artsen op de eerste hulp, die mij gereanimeerd hadden.

Op een gegeven ogenblik merkte ik dat ik boven mijn lichaam op de operatietafel zweefde. Ik was heel bang en raakte in paniek. Ik vroeg me af waarom ik niet langer in mijn lichaam was en dacht dat ik wel dood moest zijn. Daarna bevond ik me op een heel angstaanjagende plek, waarvan ik zeker weet dat het de hel was. Ik keek in een grote kuil vol mist, van waaruit allemaal handen en armen oprezen, die probeerden me naar beneden te trekken. Er klonk een verschrikkelijk, wanhopig gejammer. Toen bevond ik me plotseling weer in die donkere tunnel en was ik weer terug in mijn lichaam in het ziekenhuis.

We herinneren ons uit de oude verhalen over de hel de volslagen duisternis, het vuur, de hartverscheurende kreten van de verdoemden, het lachen van duivels, de walgelijke stank en dan de angstwekkende demonen die naar hun slachtoffer graaien. Het vroegmiddeleeuwse ‘visioen van Drythelm’, dat we in een vorig hoofdstuk noemden, wordt door sommigen gezien als geïnspireerd door een bijna-dood ervaring. Een vrouw die in wanhoop zelfmoord had gepleegd, ervoer het volgende:

Ik herinner me dat ik, toen ik suf werd, dat zwarte gat inging en al maar ronddraaide. Toen zag ik een gloeiend rood punt groter en groter worden, totdat ik kon staan. Alles was rood en heet en stond in brand. De aarde was net plakkerige modder die over mijn voeten liep. Het was moeilijk om adem te halen. Ik schreeuwde uit: ‘O God, geef me nog een kans!’ Ik bad en bad. Hoe ik terugkwam weet ik niet. […].

Dit doet dan weer denken aan “Een eeuwig-modderborrelende poel. Daarin zit iedereen die onrecht deed,” uit een gedicht van de Griekse dichter Aristophanes (446-386 v.Chr.). De vermelding van de ‘modder’ of ‘slijk’, het Griekse borboros, komt vaker voor, ook bij Plato, en zou kunnen wijzen op Orphische wortels.

Nog opmerkelijker is het verslag van weer een andere sombere ervaring. In de ‘andere wereld’ gaat de protagonist van de ene plaats naar de andere. Die wereld doet sterk denken aan de onze, zij dat het er een nogal verloederde variant van is.

Wij verplaatsten ons weer. We hadden de marinebasis met de buurt van morsige straten en stampvolle kroegen eromheen verlaten en stonden, in deze dimensie waarin reizen helemaal geen tijd bleek te kosten, aan de rand van een uitgestrekte vlakte. … Ik kon nergens een levende man of vrouw ontdekken. Hoewel het op die vlakte wemelde van horden spookachtige, onstoffelijke wezens. … Blijkbaar waren al die duizenden en nog eens duizenden op de vlakte even onstoffelijk als ikzelf. En het waren de meest gefrustreerde, boze en beklagenswaardige schepsels die ik ooit had gezien. ‘Here Jezus’ riep ik uit. ‘Waar zijn we?’ Overal zag ik mensen die met elkaar in een dodelijk gevecht verwikkeld schenen te zijn, waarbij zij elkaar sloegen en schopten en de ogen probeerden uit te drukken. … Ofschoon ze elkaar letterlijk in de haren leken te vliegen, scheen het toch zo te zijn dat ieder individu in het luchtledige bokste. Doordat zij geen van allen een stoffelijk lichaam bezaten, konden zij elkaar onmogelijk raken. Ik had zo-even al vermoed dat ik een glimp te zien kreeg van de hel, maar nu was ik er zeker van.

De morsige straten doen denken aan de fantasie van C.S. Lewis’ grijze stad, en de onmogelijkheid elkaar als schim echt te raken kennen we al van Homeros’ verhaal over de ontmoeting van Odysseus met zijn moeder, die er niet in slaagden elkaar te omhelzen. Het getuigenis gaat nog verder:

De schepselen leken de gevangenen te zijn van hun eigen emoties en denkgewoonten, de gevangenen van hun eigen haat, begeerte of destructieve gedachten. Nog afzichtelijker dan de manier waarop zij elkaar probeerden te bijten en te slaan, waren de seksuele ontsporingen waaraan velen zich in een soort koortsachtige pantomime probeerden over te geven. … Alles wat iemand dacht, hoe vluchtig ook, manifesteerde zich ogenblikkelijk voor allen in zijn omgeving, vollediger dan het door woorden uitgedrukt had kunnen worden. En de gedachten die zich het vaakst manifesteerden hielden verband met betweterij of ‘grotere’ bekwaamheden of ‘superieure’ achtergrond van degene die ze dacht. […] Maar misschien had ieder schepsel in dit oord in de loop van eeuwen, of seconden, het gezelschap gezocht van anderen die al evenzeer vervuld waren van eigendunk en haat als hij of zij zelf, totdat deze samenleving van verdoemden was ontstaan […].

Dit openbaar worden van de geheimste gedachten doet weer denken aan wat Swedenborg zag, maar dat betrof het aardse leven van de gestorvenen: alles wat men gedaan had, maar ook alles wat men gezegd, gewild of gedacht had, werd openbaar. Het elkaar opzoeken van ‘verdoemden’ komen we bij Swedenborg eveneens tegen: wie het kwaad in zich heeft, voelt zich thuis bij soortgenoten die hij opzoekt. Dit getuigenis is toch weer heel anders dan de daarboven genoemde verslagen met uit de middeleeuwen bekende taferelen: duivels, vuur, stank, geschreeuw, slijk enz. Ook dit doet weer de vraag rijzen of we hier wel te maken hebben met een topografie van de hel of met een subjectieve inkleuring van impressies. Deze hel-ervaringen tonen trouwens nergens aan dat de ervaring ‘eeuwig’ zou zijn.

Share This