Pico della Mirandola over de opgang naar de hemel

17 april 2025

Op het familiekasteel La Mirandola (Noord-Italië) waren reeds vier kinderen geboren, toen er in 1463 nog eentje bijkwam: Pico. Het was een wonderkind. Zijn moeder gaf hem het eerste onderricht in Latijn en Grieks en toen Pico veertien werd, schreef zij hem in aan de faculteit kerkelijk recht aan de befaamde universiteit van Bologna. Echter, een jaar later overleed de moeder van Pico, die een derde van het enorme familievermogen erfde. Hij verliet de universiteit van Bologna, die trouwens niet aan zijn verwachtingen voldeed. Hij ging Latijn en Grieks studeren in Ferrara, waar hij ook de werken van Aristoteles bestudeerde. Daar ontmoete hij Savonarola. Pico kreeg een groots plan: de filosofie van Plato verzoenen met die van Aristoteles. Daartoe toog hij naar Florence om er te studeren bij Marsilo Ficino, die dezelfde droom had als Pico. Pico bezocht nog meer universiteiten, echter zonder erop uit te zijn een universitaire graad te behalen. Wel maakte hij kennis met heel wat belangrijke mannen. Pico studeerde ook Aramees en maakte kennis met de kabbala. Joodse mystiek, neoplatonisme, Hebreeuws, Arabisch, natuurlijke magie, numerologie, het boeide hem allemaal evenzeer. Al die kennis wilde hij gebruiken voor een publieke disputatio om zich ze te meten met andere befaamde geleerden. Daartoe stelde hij een manuscript op, de Conclusiones, met liefst 900 thesen (gebruikelijk voor een disputatie waren 10 tot 12 thesen). Daarbij schreef hij een inaugurele rede, later genoemd de ‘Rede over de menselijke waardigheid’, die hij echter nooit gehouden heeft. Dit werk wordt wel gezien als een van de belangrijkste geschriften uit de Renaissance.

Conservatieve theologen hadden paus Innocentius VIII ervan overtuigd de disputatie af te gelasten. Een commissie vond in Pico’s werk zeven thesen die ronduit ketters waren, zes andere waren erg verdacht. Enkele kwalijke ideeën van Pico, zo vond men, betroffen zijn visie op de transsubstantiatie, zijn uitspraak dat vooral de kabbala de goddelijkheid van Jezus aantoonde, en zijn ontkenning van een eeuwige straf in de hel. Pico schreef verwoed aan een verdediging (1487) waarin hij bestreed dat de aangeduide thesen ketters waren. Deze hoogmoed en weerspannigheid schoten de paus in het verkeerde keelgat zodat hij prompt alle 900 thesen als ketters veroordeelde. Hij beval de verbranding van alle exemplaren van de Conclusiones. Pico vluchtte naar Frankrijk waar hij korte tijd gevangen zat. Later, na al deze strubbelingen, schreef Pico nog andere werken. Maar hij zou al vroeg, op eenendertigjarige leeftijd, overlijden (1494). Volgens sommigen werd hij vergiftigd.

In zijn 900 stellingen luiden de belangrijke passages over de ontkenning van een eeuwige straf als volgt:

4:19. […] Ik beweer desalniettemin dat ze [uitspraken] waarschijnlijk zijn en rationeel verdedigbaar, waarvan de eerste is: dat een doodzonde op zichzelf een eindig kwaad is.
4:20. De tweede is: dat voor een doodzonde van een eindige tijd geen oneindige tijdelijke straf verschuldigd is, maar slechts een eindige straf. […].
4:22. De woorden van de apostel die stellen dat God wil dat alle mensen gered worden, moeten [alleen] in een positieve zin worden begrepen van de voorafgaande wil van Gods welwillendheid.
4:23. De voorafgaande wil kan als volgt worden beschreven: De voorafgaande wil van God is datgene waardoor God iemand de natuurlijke of voorafgaande krachten geeft waarmee hij iets kan bereiken. God is bereid met hem samen te werken als de ander dat wil, en Hij zal hem ook niet het tegendeel laten blijken met het bevel of advies om het te doen, waardoor hij vrijelijk zijn eigen verlossing kan willen bereiken. […].
4:29. Het is rationeler te geloven dat Origenes gered is dan te geloven dat hij verdoemd is.

Volgens de katholieke kerk verdiende een doodzonde een eeuwige straf, maar Pico stelt dat ook een doodzonde een ‘eindig kwaad’ is en dus geen ‘oneindige straf’ verdient. De apostel, dat is Paulus, stelt in zijn brieven inderdaad meer dan eens dat God wil dat alle mensen gered worden. Men moet dat niet zo opvatten alsof God wel iets kan willen, maar dat het daarom nog niet gebeurt, het moet positief geïnterpreteerd worden als de ‘voorafgaande wil’ van God. Dat betekent dat God iemand de mogelijkheden geeft om iets te bereiken, ook het heil. De mens is in staat zijn eigen verlossing te bewerken. Tenslotte noemt Pico nog dat het redelijker is te geloven dat Origenes – de bekende voorvechter van alverzoening – gered is dan te geloven dat hij verdoemd is. Origenes was al door de kerk veroordeeld, en dat was ook het lot van Pico’s thesen.

In Pico’s ‘Rede over de menselijke waardigheid’, die wel de ‘onafhankelijkheidsverklaring van de mens’ wordt genoemd, gaat de filosoof nader in op de weg naar het heil die de mens dient af te leggen. In principe begint die weg goed, omdat God de mens geschapen heeft met het vermogen die weg te bewandelen. Dieren en engelen hebben door God een vaste plaats toegewezen gekregen; bij mensen is dat anders. In beroemd geworden woorden legt Pico volgende woorden God in de mond:

Aan jou, Adam, hebben wij niet een vaste verblijfplaats, niet een eigen gezicht of een bepaalde gave in het bijzonder gegeven; het is de bedoeling dat jij de verblijfplaats, het gezicht en de gaven die je zelf verkiest naar je eigen wens en inzicht, zult verkrijgen en bezitten. De natuur van de anderen ligt vast en wordt binnen door ons voorgeschreven wetten beteugeld. Jij bent aan geen enkele beperking onderworpen. Jij zult voor jezelf je natuur bepalen naar je eigen vrije wil waaraan ik je heb toevertrouwd. Midden in de wereld heb ik jou geplaatst, zodat je van daaruit alles wat er om je heen in de wereld is gemakkelijker kunt bekijken. Ik heb je niet hemels en niet aards, niet sterfelijk en niet onsterfelijk gemaakt. Als vrij en soeverein kunstenaar moet jij als het ware je eigen beeldhouwer zijn en jezelf uitbeelden in de vorm die je verkiest. Je kunt ontaarden in de lagere vormen, de dierlijke, maar je kunt ook door eigen wilsbesluit herboren worden in de hogere vormen, die goddelijk zijn.

‘Je eigen beeldhouwer zijn’ is een idee dat ontleend is aan Plotinos. Die had uitgelegd dat, zoals een beeldhouwer een mooi beeld maakt en daartoe stukken afhakt, polijst, reinigt, “zo moet u ook weghakken wat overbodig is en recht maken wat scheef is, reinigen wat duister is en maken dat het gaat stralen, en zonder ophouden aan uw beeld schaven, totdat de goddelijke glans van de deugd uit u straalt.” De mens is verantwoordelijk voor hoe hij zichzelf vormgeeft. Het is Adam, de mens, gegeven zijn eigen bestemming te kiezen, te worden wat hij wil. Pico grondt de waardigheid van de mens in zijn vrijheid. De bedoeling is dat de mens zal streven naar het hoogste, dat hij zelfs zal wedijveren met de Cherubijnen. (We zagen al dat dat volgens de hermetische literatuur volstrekt haalbaar was). Daartoe zal de mens gebruik maken van de moraal, de logica, de filosofie en de theologie. Met die middelen zal de mens zich zuiveren en zo opklimmen tot het goddelijke. “Het ultieme doel was de vereniging van de ziel met alle andere zielen in de hoogste geest, hetgeen bij het sterven werkelijkheid werd.” Dieren kunnen daar nooit geraken, engelen zijn er altijd al geweest, alleen de mens kan de weg afleggen richting het goddelijke. Deze opgang naar de hemel, naar de goddelijke wereld, gebeurt niet in één stap. Het is een proces waarin de mens toegroeit naar die goddelijke wereld. Maar de mens kan dat, hij kan zichzelf daartoe vervolmaken, zoals Plotinos al zei. Was trouwens ook Henoch, de bekende aartsvader, niet getransformeerd in een engel, zoals Pico in het Hebreeuwse mystieke werk Sefer Hechalot had gelezen? “Zo kent de geheimere theologie van de Hebreeën de verandering van de heilige Henoch in een engel van de godheid, die malakh ha shekhinah [engel van de sjekinah] wordt genoemd.” En hadden de profeten niet gesproken over de goddelijkheid van de mens? “Laat eerder het woord van de profeet Asaf op ons van toepassing zijn: ‘U bent goden, zonen van de Allerhoogste, allemaal.’” En Pico bemoedigt: “Onze geest moet vervuld raken van een heilig streven om met voorbijzien van het middelmatige te reiken naar het allerhoogste en ons uit alle macht in te spannen om dat te bereiken; we kunnen het immers, als we maar willen.”

Pico grijpt dan terug naar het beeld van de Jakobsladder. Jakob had lang geleden een droom waarin hij een ladder zag die tot aan de hemel reikte; engelen gingen de trap op en af. Volgens Pico behoren ook wij, mensen, deze ladder te beklimmen. Maar daartoe moet men wel rein zijn.

Welnu, als ons hetzelfde te doen staat in ons streven het leven van de engelen nabij te komen, dan vraag ik u: wie zal de ladder van de Heer aanraken met vuile voeten of met ongewassen handen? De mysteriën willen dat wie onrein is het reine niet mag aanraken.

Met de ‘mysteriën’ wordt verwezen naar de mysterieculten uit de oudheid, waarbij gelovigen zich eerst reinigden alvorens de rituelen te ondergaan. In ‘Faidon’ had Plato gezegd dat reiniging bestond uit het zoveel mogelijk vermijden van omgang en gemeenschap met het lichaam: “Zo, zuiver, vrij van de dwaasheid van het lichaam, zullen we vermoedelijk onder gelijkgezinden kunnen verkeren en door ons zelf ál het pure – en vermoedelijk is dat de waarheid – kennen. Want het kan niet zo zijn dat het onzuivere met het zuivere in aanraking komt.” En het hermetische werk Asklepios stelt: “De zintuiglijkheid legt, zoals men zegt, de ziel aan de ketting en maakt dat zij zich vastklampt aan dat deel va zichzelf waarmee zij sterfelijk is; de slechtheid gunt de ziel haar onsterfelijkheid niet en staat haar niet toe dat deel van zichzelf te kennen waarmee zij goddelijk is.” Afwending van de wereld is nodig, enige ascese dient betracht te worden, legt Pico uit.

Wie zou in zulke riten niet ingewijd willen worden? Wie zou er moeite mee hebben al het menselijke te relativeren, om aan wisselend geluk voorbij te zien en het lichaam te veronachtzamen als hij in ruil daarvoor, nog bij zijn leven op aarde, bij de goden aan tafel mocht aanschuiven en, besprenkeld met de nectar van de eeuwigheid, als sterfelijk wezen de onsterfelijkheid ten geschenke kon krijgen? Wie zou niet die socratische vlagen van vervoering willen meemaken die Plato in de Phaedrus bezingt om, roeiend met vleugels en voeten, snel de vlucht te nemen, weg van deze wereld die verzonken ligt in boosheid, en in allerijl af te reizen naar het hemelse Jeruzalem?

Sokrates – of Plato – had ook in Theathetos verzucht over het kwaad: “Het is onvermijdelijk dat het rond deze wereld blijft waren, rond onze sterfelijke natuur. Daarom moeten we proberen zo snel mogelijk van hier naar ginds te vluchten. En vluchten houdt in zoveel mogelijk aan een god gelijk worden, en dat gelijk worden betekent dat je rechtvaardig, vroom, verstandig wordt.” Pico verwijst ook naar de Perzische profeet Zarathoestra (of Zoroaster): “Naar wat de Chaldeeuwse uitleggers berichten zou Zoroaster gezegd hebben dat de ziel vleugels heeft; wanneer ze haar vleugels verliest, valt de ziel in het lichaam, maar wanneer ze aangroeien, vliegt zij weer naar de goden terug.” En men kon vleugels laten aangroeien door het betrachten van rechtvaardigheid, reiniging, licht en vroomheid te zoeken. Ook Plato had zitten denken over het geheim van het opvaren naar de hemel. In ‘Faidros’ beschrijft hij de opgang van de ziel naar de goddelijke wereld. Wat nodig is, is dat de ziel vleugels krijgt, want alleen een gevleugelde ziel kan opwaarts stijgen, weg van deze materiële wereld.

De gevleugelde ziel zweeft in de hoogste regionen. Maar die ziel die haar vleugels verliest moet haar intrek nemen in een lichaam. De vraag is dan hoe je de vleugels van de ziel weer laat groeien. Het is ook voor Plato zaak zich te richten op het goede. Dan zal men zorgeloos ten hemel kunnen vlieden om onder de goden te verblijven.

De Romeinse god Mercurius had, zoals de Griekse Hermes, vleugels aan zijn schoenen, zo kon hij zich als boodschapper van de goden snel verplaatsen. Pico gebruikt dit als beeld om onze eigen verheven bestemming te illustreren.

Met een zo zacht wenken zo vriendelijke uitgenodigd, zullen we op gevleugelde voeten, als aardse verschijningen van Mercurius, uitvliegen naar de gelukzalige moeder en in haar armen de verlangend rede genieten […]. Dit is de vrede die God in zijn hoge hemel laat bestaan en die de engelen toen ze op aarde neerdaalden hebben verkondigd aan de mensen van goede wil; dit is de weg waarlangs de mensen naar de hemel moeten opstijgen om zelf engelen te worden.

Share This