William Blake: Huwelijk tussen Hemel en Hel

25 februari 2025

William Blake (1757-1827) wist wel een en ander over hemel en hel. Maar zijn visie daarop verschilde volkomen van de gebruikelijke, hij had een heel eigen kijk op hemel en hel. Blake’s bekendste werk The Marriage of Heaven and Hell creëerde hij tussen 1790 en 1793. Het is een prozatekst met een gedicht als inleiding en een lied als uitleiding, begeleid door kleurrijke etsen. Op de frontpagina tekende Blake twee figuren, een die uit de vlammen komt, een die uit de wolken komt, als beeld van een reeks tegenstellingen: man en vrouw, rede en passie, liefde en haat, hemel en hel. Maar die man en vrouw komen naar elkaar toe en omhelzen elkaar. De genoemde tegenstellingen waren noodzakelijk om vooruitgang in het leven te bewerken. De titel is een verwijzing naar een werk van Swedenborg ‘Hemel en hel’ dat drieëndertig jaar eerder was verschenen. Aanvankelijk was Blake gecharmeerd door de ideeën van Swedenborg, maar hij nam er al gauw afstand van. Blake verwijst op verschillende plaatsen naar deze Zweedse ziener. Maar terwijl Swedenborg een scheiding maakte tussen goed en kwaad, zocht Blake ernaar die met elkaar te verbinden; vandaar het ‘huwelijk’. Het boek beschrijft het bezoek van Blake aan de hel, zoals ooit ook Dante en vele anderen dat voor hem hadden gedaan. Hij geloofde dat de officiële kerk – verdord als ze was – zeker niet het monopolie had op goddelijke openbaringen, elk individu kon er zich voor openstellen.

In ‘Het huwelijk van hemel en hel’ luidt de tekst bij ‘Plaat III’ als volgt. Blake hanteert daarbij een eigen interpunctie, en zijn taal is vreemd poëtisch:

Daar een nieuwe hemel is begonnen, en het nu drie-en-dertig jaar geleden is sinds zijn komst: de Eeuwige Hel herleeft. En zie! Swedenborg is de Engel die aan het graf zit; zijn geschriften zijn de opgevouwen linnen klederen. Nu heerst het rijk van Edom, & de terugkeer van Adam in het Paradijs; zie Jesaja Hfdstk XXXIV & XXXV:
Zonder Tegenstellingen is er geen vooruitgang. Aantrekking en Afstoting, Rede en Energie, Liefde en Haat, zijn nodig voor het Menselijk bestaan.
Vanuit deze tegenstellingen ontspringen wat de religieuzen Goed & Kwaad noemen. Goed is het passieve dat Rede gehoorzaamt Kwaad is het actieve uit Energie ontspringend.
Goed is de Hemel. Kwaad is de Hel.

Blake schreef en tekende zijn ‘Huwelijk tussen hemel en hel’ in 1790. Hij was toen drieëndertig, maar het was ook drieëndertig jaar geleden sinds Swedenborg uit zijn visioenen had afgeleid dat dan de dag des oordeels zou aanbreken en hij zelf uit de dood zou opstaan (volgens zijn aanhangers toch). Jammer genoeg vonden zijn volgelingen, toen ze Swedenborgs graf openden, slechts een lijk in ontbinding. De profetie was niet uitgekomen, zoals wel vaker het geval is bij zulke voorspellingen. Anders dan Jezus, die op drieëndertigjarige leeftijd opstond uit het graf, bleef Swedenborg dood. Niet het koninkrijk brak aan, maar wel de ‘Eeuwige Hel’. Swedenborgs geschriften worden vergeleken met de linnen doeken die Jezus terzijde had geworpen, wat ook Swedenborgs geschriften verdienden. Wie nieuwsgierig opzoekt wat de teksten uit Jesaja wel te zeggen hebben, vindt daar profetieën over oordeel “Want de HEER houdt een dag van wraak, een jaar van vergelding,” en verlossing: “De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien.” Tenslotte, de tegenstelling tussen goed en kwaad is een dwaling, een uitvinding van de ‘religieuzen’; die tegenstellingen zijn echter nodig, zonder hen geen vooruitgang.

Op ‘Plaat IV’ horen we “De stem van de duivel.” De duivel is hier eerder een genie die de dingen anders en nieuw ziet. Hij is een vertegenwoordiger van de hel, die de oorsprong is van de levensenergie. De duivel zegt dat alle Bijbelse of gewijde voorschriften de oorzaak zijn van dwalingen, te weten: dat er twee onderscheiden beginselen zijn in de mens, lichaam en ziel. Dat Energie – die Kwaad genoemd wordt – bij het lichaam hoort, terwijl de Rede – die Goed genoemd wordt – van de Ziel zou zijn. Nog een dwaling: “Dat God de Mens in Eeuwigheid zal folteren voor het volgen van zijn Energieën.” Tegenover die dwalingen wordt dan de waarheid gesteld: de Mens heeft geen Lichaam dat los van de Ziel staat. Energie is het enige leven, het hoort bij het Lichaam en is “eeuwig genoegen.” De hel is een geestestoestand die energie-opwekkend is. Het is geen verblijfplaats voor verdoemden, zoals de Kerk leert. Blake ziet in de instinctieve krachten van de mens de bron van het leven. Een en ander wordt verder uitgelegd door de ontmoeting van Blake met de Engel (die voor Swedenborg staat of ook soms de kerk).

Een Engel kwam tot mij en zei. O deerniswekkende dwaze jonge man! O afschuwelijke! O angstaanjagende toestand! gedenk de hete brandende kerker die gij gereedmaakt voor uzelf in alle eeuwigheid, waarheen gij gaat in een dergelijke levensweg.
Ik zei. misschien bent u bereid mij te tonen mijn eeuwige lot & wij zullen ons er samen in verdiepen en zien of uw lot of het mijne het meest begeerlijk is.

Zo vangt de tekst bij ‘Plaat XVII’ aan. De protagonist zal dus zijn hel zien, waar de Engel hem voor waarschuwt. Maar, zo zegt Blake, we zullen zien wat die hel eigenlijk is, en ook of de plaats waar de engel zal terechtkomen, wel zo begerenswaard is. In zijn beschrijving van de hel moet Blake niet onderdoen voor middeleeuwse visies, het is bij hem zo mogelijk nog griezeliger. Hij beschrijft hoe hij en de engel naar omlaag gaan, vanuit het kerkgewelf; “omlaag in de slingerende spelonk vonden we tastend onze lang-dradige weg tot een grenzeloze leegte […].” Iets verder:

Allengs aanschouwden wij de oneindige Afgrond, vurig als de rook van een brandende stad; onder ons op een onmetelijke afstand was de zon, zwart maar stralend rondom haar waren vurige sporen waarop reusachtige spinnen wentelden, krioelend naar hun prooi; die vloog of eigenlijk zwom in de oneindige diepte, in de meest verschrikkelijke dier vormen ontsproten uit ontaarding. & de lucht was vol van hen & leek gevormd door hen; dit zijn Duivels. en ze worden Machten van de lucht genoemd, nu vroeg ik aan mij metgezel wat mijn eeuwige lot was, hij zei, tussen de zwarte & witte spinnen.

Opmerkelijk is dat ze de afgrond afdalen vanuit een kerk, de hel heeft dus te maken met de orthodoxie. De ‘grenzeloze leegte’ staat voor de inhoudsloosheid ervan. We herkennen hier enerzijds de typische taferelen van de hel: rook, brand, zwart stralend licht, maar dan zijn er ook reusachtige spinnen die klauwen naar hun prooi: zware en witte spinnen: het rigide denken in goed en kwaad. Beide personages zien nog meer op hun weg doorheen de hel: zij horen een vreselijk lawaai, zien een zwarte storm, een cataract van bloed vermengd met vuur, een monsterlijk serpent, de kop van Leviathan, gruwelijke beelden zijn het, een hel waardig. Dan gebeurt er iets opmerkelijks:

Mijn vriend de Engel klom omhoog van zijn standplaats de molen in; ik bleef alleen, & toen was deze verschijning niet meer, maar ik vond mijzelf zittend op een aangename bank naast een rivier bij maanlicht terwijl ik een harpist hoorde die zong op de harp. & zijn thema was, De mens die nooit zijn oordeel wijzigt is als stilstaand water, & kweekt reptielen van de geest.

Wat de engel getoond heeft, was slechts een duistere bespiegeling, betovering wellicht, zonder werkelijke grond. We zien hier dus de kracht van verbeelding. De engel klimt de molen in, een mechanisch ding dat staat voor de rationaliteit. Blake zoekt de engel op in de molen, die verrast vraagt hoe Blake ontsnapt is. Die antwoordt: “Alles wat wij zagen kwam door uw metafysica: want toen u wegrende, vond ik mijzelf op een bank bij maanlicht en hoorde een harpist.” Maar dan stelt Blake voor om het lot van de engel eens te bekijken. Diens lot is de kerk. “Ik nam hem mee naar het altaar en opende de Bijbel, en zie! het was een diepe poel, waarin ik afdaalde de engel voor me uit duwend.” Dan zien zij een aantal apen, bavianen die om het middel geketend, grijnzend naar elkaar grijpen; zij grepen de zwakken, paarden ermee en verslonden ze daarna door hun leden een voor een uit te rukken tot slechts een romp overbleef, dat zij tenslotte ook verslonden. Blake en de engel vluchten de molen in om aan de stank te ontkomen.

& ik bracht in mijn hand het geraamte van een lichaam, dat in de molen de Analyse van Aristoteles was. Dus zei de Engel: uw fantasie heeft misbruik van mij gemaakt & gij zoudt beschaamd moeten zijn. Ik antwoordde: wij misbruiken elkaar. & het is slechts verloren tijd te spreken met u wiens werken niet meer zijn dan Analyses.
Aristoteles, analyse, de molen, het is als een geraamte zonder vlees, een verstandelijke filosofie zonder echt leven, verloren tijd om je daarmee bezig te houden.

Op ‘Platen XXI en XXII’ wordt afgerekend met Swedenborg. Blake beschrijft hoe een man een aap meenam voor een show, en omdat hij iets wijzer was dan de aap werd hij ijdel en zag hij zichzelf als veel wijzer dan andere mensen. Swedenborg heeft wel de huichelarij van de kerk aangetoond, maar beeldde zich in dat hij zeer bijzonder was. De reden van zijn vergissing was: “Hij sprak met de Engelen die allen religieus zijn. & sprak niet met de Duivels die allen religie haten, want hij was daar niet toe in staat door zijn hoogmoedige ideeën.”

Share This