De hemelpoorten op een kier

2 mei 2025

Levenden kunnen de hemel nog niet binnengaan. Wat ze wel kunnen is nieuwsgierig naar binnen gluren, want de hemelpoorten staan op een kier. Wat zien ze dan?

Daarover schreef Elizabeth Stuart Phelps (1844-1911), een feministische Amerikaanse auteur. Zij schreef liefst 57 werken met fictie en poëzie. Drie jaar na de Amerikaanse Burgeroorlog, die 600.000 slachtoffers telde naast vele gewonden en getraumatiseerde jongens, schreef zij The Gates Ajar (‘De poorten op een kier’ – 1898). Daarin beschreef zij het leven in het hiernamaals. Er waren heel wat weduwen, en anderen, die aangesproken werden door het boek. Met 80.000 kopieën in de Verenigde staten en 100.000 in Europa (55 herdrukken) was het een enorm succes. Natuurlijk was er ook kritiek op haar beschrijving van de hemel, waarin het minder om God leek te gaan dan om het terugzien van geliefden. Nadien schreef zij nog twee andere boeken over dit thema: Between the Gates en Beyond the Gates.

De jonge, ongetrouwde vrouw, Mary Cabot, hield een dagboek bij waarin zij schreef over haar ontroostbaar verdriet. Haar broer Roy was gesneuveld in de Burgeroorlog. Zou zij haar broer terugzien in de hemel? In haar dagboek schreef zij een vers over uit een gedicht van German van Bürger:

O moeder, moeder, wat is de hemel?
O moeder, wat is de hel?
Om bij Wilhelm te zijn, dat is mijn hemel,
Zonder hem, dat is mijn hel.

De hemel is niet langer de plaats waar men God hoopt te ontmoeten, maar wel die geliefde die men hier op aarde mist. Het is een typische geachte uit de romantiek van de 19e eeuw, zoals we nog zullen zien.

De geestelijken van de calvinistische kerk waaraan Mary verbonden was, stelden haar teleur, zij maakten het allemaal nog pijnlijker voor haar. Zij twijfelde aan Gods voorzienigheid, zelfs aan zijn goedheid. Deken Quirk was Mary komen bezoeken, polsen hoe het stond met haar geestelijk leven. Met het verlies van Roy had zij leed te verduren, maar dat leed was door God beschikt, legde Quirk uit, en het was haar plicht zich daaraan te onderwerpen. “Verheug u in verdrukkingen,” had Paulus gezegd, en zij diende Jezus na te zeggen: “Vader, uw wil geschiede.” Wat Roy betrof hoopte Quirk maar dat hij gered was. Roy was nooit zo bezig met religie en een bekering op het sterfbed was riskant. Maar God was goed, zodat Mary wel mocht hopen dat Roy gered was. Dan was Roy zeker vol toewijding aan het zingen voor het lam, hij zou niet rebelleren tegen de voorzienigheid die hem in de hemel had gebracht. Daarbij zou hij echt niet terugdenken aan de miserabele staat van zijn aardse leven, dat verdween bij de heerlijkheid van de hemel. Mary bedacht dat dat ook betekende dat hij geen gedachte meer aan haar zou wijden. “God wil alles. Hij is een ‘jaloers God’. Ik ben niets meer voor Roy.” Zij bad wel om een teken van hem, dat zij hem misschien nog zou zien, dat hij de stilte zou verbreken waarin hij was verdwenen, maar er kwam geen antwoord.

Gelukkig was er een tante, weduwe, Winifred Forceythe, die met haar dochter Faith op bezoek bij Mary. Deze tante had haar man verloren en kon het verdriet van Mary aanvoelen. Zij was ook thuis in de heilige Schrift, en toonde Mary een geheel nieuwe kijk op het leven hierna: de hemel was een mooi thuis, waar zij eens zou herenigd worden met haar broer Roy.
De nieuwe visie op de hemel verschilde nogal van de typisch christelijke hemel waarin God centraal stond en iedereen maar hymnen voor hem zong. Deze christelijke hemel werd door eerwaarde Bland verdedigt. Die preekte dat we in de hemel God zullen contempleren. Mary noteerde in haar dagboek: “Er was iets met aanbidding en harpisten die op hun harpen speelden, en de zee van glas, en het roepen: Waardig het Lam! En nog veel meer dat me verbijsterde en ontmoedigde.” Voor aardse aangelegenheden hadden de hemelingen niet de minste belangstelling meer. Ter illustratie daarvan vertelde Bland over een christen aan wie men vroeg of hij verwachtte zijn overleden vrouw terug te zien in de hemel. De man antwoordde: “Ik verwacht zo overweldigd te zijn door de heerlijkheid en tegenwoordigheid van God, dat er wel duizend jaren voorbij kunnen gaan voordat ik aan mijn vrouw denk.” Dat was de juiste ingesteldheid, vond Bland.

Tante Winifred was het daar niet mee eens. Had de Bijbel het niet over ontmoetingen met Abraham, Isaak en Jakob? Zouden wij niet allen samen aan Gods rechterhand zitten? Hadden Petrus en de anderen Mozes en Elia niet herkend? Natuurlijk sprak het boek Openbaring ook over harpen, koren en een troon, maar dat waren beelden, metaforen. Opmerkelijk was ook dat Openbaring leek te bevestigen dat geredde mensen en engelen dezelfde zijn. Zij had toch in dat boek iets gelezen “dat zonder twijfel leek te bewijzen dat engelen en geredden mensen dezelfde waren, waar de engel tot Johannes zegt: weet je, ‘Ben ik niet een van uw broeders, de profeten?’” En nog: “’Als de engelen in de hemel’, of ‘gelijk aan de engelen’, wordt ons in een andere plaats gezegd, – dat betekent misschien gewoon wat het zegt.“ Engelen waren geen superieur ras of zoiets. Roy, in de hemel, was ook zeer nabij Mary. Hij zag wat zij deed, begreep wat zij voelde, wellicht beter dan tijdens zijn aardse leven.
In de hemel die Winifred schildert is het aangenaam toeven voor mensen, de activiteiten van deze wereld gaan er gewoon door. Mensen behouden daar ook hun eigen uiterlijk en persoonlijkheid, maar ze zullen mooier zijn en zonder gebreken. Zij zullen over krachten beschikken waarvan we nu slechts kunnen dromen. Er zijn bergen, bomen en bloemen, waterpartijen met fonteinen, zij eten er en drinken, er zijn huizen om in te verblijven, net zoals in onze wereld. Ze zullen boeken lezen, musiceren, gesprekken voeren met vrienden. Toch zal het allemaal spiritueel zijn, op een of andere manier. Huizen bijvoorbeeld zullen niet met planken en spijkers in elkaar getimmerd zijn. Al die spirituele dingen zullen de gestorvenen toeschijnen als de dingen die ze hier op aarde kennen. Het is zoals Plato zei: wat we hier kennen is slechts een beeld van het ware dat in de hemel is. ‘Spiritueel’ betekent niet dat het vaag is, “Ik bedoel niet dat de hemelse schepping minder reëel is dan wat wij kennen, maar juist meer. De ‘spiritualiteit’ ervan is van zulke kwaliteit dat onze tuinen en wouden en huizen er slechts een schaduw van zijn.”

De opmerkelijke ideeën van tante Winifred werden bekend in het stadje. Maar samen daarmee verspreidde zich het gerucht dat zijn een Swedenborgiaan was. Toen de deken Quirk haar daarnaar vroeg, barstte zij in lachen uit.

“Ik dacht altijd dat ik in Swedenborg geloofde,” zei ze, zodra ze een beetje tot rust was gekomen. De diaken spitste zijn oren, met visioenen van excommunicaties en concilies die bij hem opdoemden. “Totdat ik zijn boeken had gelezen,” besloot ze. “O!” zei de diaken. Hij wachtte op meer, maar ze leek het gesprek als beëindigd te beschouwen. “Dus u bent – als ik het goed begrijp – geen Swedenborgiaan, mevrouw?” “Als ik dat wel was, zou ik zeker geen reden hebben gehad om me bij uw kerk aan te sluiten,” antwoordde ze.

Dat was dan een geruststelling voor Quirk. Maar toch, dat dergelijke geruchten toch de ronde deden, was niet zo verwonderlijk als we zien hoe verdacht de hemel van Winifred lijkt op die van Swedenborg. Winifred gaf toe dat zij interesse had gehad in Swedenborgs visie, maar was afgehaakt bij het lezen van zijn boeken. Dat belette haar niet een mooi stukje aan Mary voor te lezen uit Swedenbogrs ‘Hemel en hel’ waarin hij vertelt hoe hij uit de mond van engelen gehoord heeft over hoe zij in de hemel wonen. Mary heeft de passage netjes opgeschreven in haar dagboek, de lezer leest mee en weet bij wie hij meer kan vinden over de hemel.

Het aantrekkelijke van boek The Gates Ajar is dat de hemel een betere versie is van de onze, waar het leven een stuk aangenamer zal zijn dan hier. Door dit boek van Elizabeth Stuart Phelps, en andere werken, zouden de ideeën van Swedenborg een ruimere verspreiding kennen.

Share This