De katholieke kerk in de eeuw van de Verlichting

10 februari 2025

De denkers van de Verlichting zetten zich af tegen religie, of ze protestants was of katholiek. In Frankrijk was het vooral tegen de katholieke kerk en haar leringen dat deze filosofen stelling namen. Daarom is het belangrijk eerst te bekijken wat destijds die leringen inhielden, met name die over de dood en wat daarna zou gebeuren. Robert Favre, die zich sterk heeft beziggehouden met de ideeën rond de dood in de 18e eeuw, schrijft over de algemene teneur destijds: “Maar alles lijkt nu samen te werken om het christelijk geloof te reduceren tot de angst voor God, en de angst voor God tot de angst voor de dood.”

Het waren niet alleen de jansenisten, ook andere predikers en moralisten schilderden een vreselijke, jaloerse God. Het was de bedoeling dat elk christen zich regelmatig bezon over de eeuwige kwellingen die de zondaars straks te wachten stonden. In boeken en pamfletten had men het, bladzijde na bladzijde, over een dreigende, angstaanjagende toekomst. Men vond dat op die manier verhinderd werd dat gelovigen zouden indommelen, ze maakten het luie hart alert. Illustratief is volgend gedeelte uit een preek van de katholieke prediker Jacques Bridaine over de hel:

Om je maar een klein idee te geven, stel je eerst alle vreselijke plagen voor waarmee God de mensen op aarde soms straft: kwalen, ziekten, onverwachte dood, tegenslagen verlies van beproeving […] honger, razende dorst […] wrede hongersnood, bloedige oorlog, overstromingen, branden … Voeg daarbij alle pijnen die de arme patiënten dagelijks in onze ziekenhuizen lijden, de woede veroorzaakt door kiespijn, de scherpte en woede van druppels, de stuiptrekkingen van hoge malaise, de vurigheid van koorts, de ontwrichting van botten, de ontwrichting van ledematen, de loopgraven van kolieken, de hevigste hoofdpijnen, de ondraaglijke pijnen van steen. […] Voeg bij al deze ondraaglijke pijnen alle kwellingen van de martelaren….

Het gaat zo nog een tijdje door. Het was destijds een courant gebruik om mensen de vrees voor God in te scherpen. Diderot, de Franse Verlichtingsdenker, schildert in zijn roman La religieuse de doodstrijd van een lesbische non die wegzinkt in waanzin omdat ze zichzelf verdoemd acht. Zuster Suzanne getuigt:

Wat een dood, mijnheer de markies! Ik zag het, ik zag het verschrikkelijke beeld van wanhoop en misdaad in haar laatste uur; ze dacht dat ze omringd was helse geesten; ze wachtten op haar ziel om die te grijpen; ze zei met gedempte stem: “Hier zijn ze…” en, terwijl ze hen van rechts naar links bestreed met een Christus die ze in haar hand hield, schreeuwde ze: “Mijn God! … mijn God! …”

Veel gelovigen waren beducht voor de dood en wat die met zich mee kon brengen. Want hoe weinigen waren uitverkoren? Hoevelen zouden niet verloren gaan? De dichter Louis Racine (1692-1763), van jansenistische strekking, verwoordde zijn gevoelens van ontzetting hierover.

Maar waarom, vraag je je af, toont deze God van barmhartigheid
zijn keuze voor zoveel strengheid?
Als hij alleen met zijn gaven ons tot trouw kan bewegen,
Als hij onze verlossing wil, waarom dan zoveel rebellen?
[…]
Alles wat we in God zien is gerechtigheid en toorn:
Is het zo dat hij van ons houdt? Is het zo dat hij een vader is?
Wij sidderen…

Deze tegenstelling tussen Gods barmhartigheid en zijn toorn zal door menig Verlichtingsdenker nog in de verf gezet worden.
Toch waren er al vóórdat atheïstische filosofen hun kritiek zouden spuien op deze zaken ook heel wat geestelijken die het beroep op angst voor de dood en oordeel afkeurden. En dit vanuit een positievere theologie en pastorale bezorgdheid. Zo lezen we hoe een zekere Collet, een pastoor wiens werk best veel lezers had, waarschuwde dat de angst voor verdoemenis binnen aanvaardbare grenzen moest blijven: “Leg vooral nooit waarheden uit die op zichzelf al te beangstigend zijn, zoals het kleine aantal uitverkorenen.” Een zekere Abbé Baudrand vond dat dreiging toch niet hielp: “de aanblik van een hel waarvan men hen zulke angstaanjagende beelden schildert, wekt bij hen slechts een kortstondige schrik op.” Pater-jezuïet Perrin kwam, wat fundamenteler, in opstand tegen het verraad van de God van liefde door de jansenisten:

Wie kan een God liefhebben van wie ik een genadeloze en barbaarse tiran gemaakt ben, een God die mijn haat waardig zou zijn! Uw God is niet de mijne; ik heb een God lief die vol is van rechtvaardigheid en clementie, en ik ken niet de God die uw duistere hart heeft gesmeed.

Pater Ambroise de Lobez, een kapucijn, adviseerde dat het beter was om de gedachten te voeden “met Gods liefde voor ons, met de kracht van zijn genade, met de werkzaamheid van het bloed van Jezus Christus, met de deugd van de sacramenten […], dan met de onzekerheid van de predestinatie, met de diepte van Gods oordelen, met de strengheid van zijn rechtvaardigheid…” Door te veel stil te staan bij deze “beangstigende waarheden” kon de ziel wel eens ontmoedigd raken. Men zal opmerken dat deze “waarheden” niet ontkend werden, men moest ze alleen niet verabsoluteren, er was ook nog zoiets als Gods liefde.

Het waren allemaal pastorale bekommernissen die tot deze kritiek leidden. Maar anderen stonden toch ook stil bij de reacties van de antichristelijke filosofen. Lezay-Marnésia beschuldigde de jansenisten – die in Port Royal hun hoofdkwartier hadden:

Niets was fatsoenlijker dan het leven van de filosofen van Port-Royal: maar hun boeken zijn misschien gevaarlijker dan die van Bayle en de antichristelijke filosofen. Ze lijken alles in het werk te stellen om de poorten van de hel te verbreden. Hun schrijnende doctrine, meer nog dan die van de stoïcijnen, maakt het christendom haast onmogelijk, ze reduceert God […] tot iemand die de hemel bevolkt met onschuldige kinderen.

Heel wat predikers en schrijvers wilden juist Gods oneindige barmhartigheid in het licht stellen. Abbé Baudrand: “Ach, Heer, het zij verre van ons om deze verfoeilijke opvatting te aanvaarden, deze wanhopige uitsluiting van mensen. Was Uw bloed niet voldoende voor allen? Uw Hart open voor allen? Uw genade aangeboden aan allen? Waarom willen wij Uw gaven beperken?”

Share This