De nederdaling ter helle

14 juli 2023

In de Eerste brief van Petrus lezen we dat Jezus na zijn sterven naar het dodenrijk is afgedaald:

Hij is naar de geesten gegaan die gevangenzaten, om dit alles aan hen te verkondigen.
Want daartoe is aan de doden het Evangelie verkondigd, opdat zij wel geoordeeld werden naar de mens in het vlees, maar ook zouden leven naar God in de geest.

Deze neerdaling bleef niet zonder gevolgen. Matteüs vertelt dat op het ogenblik dat Jezus stierf: “De graven werden geopend en de lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt.”

Jezus’ bezoek aan de onderwereld wordt vaak de ‘nederdaling ter helle’ genoemd, al is het niet de hel maar het dodenrijk waar Jezus in afdaalt. Hoe dat ging en wat Jezus daar dan precies deed wordt uitgelegd in het apocriefe Evangelie van Nikodemus. (Nikodemus was de farizeeër met wie Jezus een gesprek had in het Johannes evangelie). We verkeren in de gelukkige omstandigheid dat we hier een getuigenis uit eerste hand hebben, dat van de oude Simeon die Jezus nog als baby had vastgehouden, hij en zijn zonen. Hier volgt hun ingekorte verhaal.

“Wij waren dus in het Dodenrijk met allen die ooit zijn gestorven. Om middernacht drong er in die duisternis iets binnen als het zonlicht en scheen. Wij allen werden verlicht en we konden elkaar zien.” Dat was een bemoedigend begin. De profeet Jesaja, die daar ook verbleef merkte op dat hij hier nog over geprofeteerd had: “het volk dat in duisternis verkeert ziet een groot licht.” Johannes de Doper, Adam, Seth en anderen verblijdden zich over wat komen ging. Wie niet blij was, was Satan. Ongerust zei hij tegen de Dood: “onverzadigbare alleseter, luister naar mijn woorden. Er is een zekere Jezus, uit het geslacht van de joden, die zichzelf Zoon van God noemt. Maar het is een mens en door onze intriges hebben de joden hem gekruisigd. Nu hij dus dood is moet jij klaar staan opdat wij hem hier vasthouden.” Satan legde nog uit dat die Jezus hem veel kwaad berokkend had door mensen te genezen en zelfs enkele doden op te wekken. Dood herinnerde zich dat hij onlangs inderdaad een zekere Lazarus had moeten laten gaan, wat geen goed teken was voor wat nog komen kon: “Want ik denk dat hij hier komt om alle doden op te wekken.” En inderdaad, toen zij zo beiden in gesprek waren met elkaar “klonk er een groot geluid als van een donderslag: ‘Opent Uw poorten, heersers. Eeuwige poorten, ga open zodat de Koning der Ere zal binnengaan.’” De Dood maande zijn demonen aan de bronzen poorten en ijzeren sluitbalken goed op slot te houden, grendels vast te zetten. De vromen begonnen echter te spotten met de Dood. David herinnerde zich dat hij dezelfde kreet profeteerde: “Opent, heersers, Uw poorten.” Jesaja voegde eraan toe dat hij had geschreven: “De doden zullen opstaan, zij die in het graf liggen zullen opgewekt worden en zij die in de aarde leven zullen zich verheugen.” Toen klonk nogmaals een stem: ”Doe de poorten open, heb ik gezegd.” De Dood antwoordde “Wie is de Koning der Ere?” waarop de engelen beleden: “De heer, sterk en machtig; de Heer, kundig in de strijd.” Zo werd mooi een gedeelte uit een psalm opgevoerd. En dan komt het:

En terwijl ze dat zeiden stortten tegelijk de bronzen poorten ineen en de ijzeren sluitbalken werden verbrijzeld en alle geboeide doden werden bevrijd van hun boeien, waaronder wij. En de Koning de Ere kwam binnen als een mens en het hele Dodenrijk werd verlicht.

Schreeuwend erkende de Dood zijn nederlaag. De Koning der Ere gaf bevel Satan te boeien en gaf Dood de opdracht Satan stevig vast te houden tot zijn tweede komst. De Dood was uiteraard niet erg ingenomen met deze gang van zaken en verweet Satan wat hij allemaal teweeg had gebracht; geen enkele dode was bij hem overgebleven. Tot de gelovigen sprak Jezus: “Kom hier bij mij, allen die sterven moesten door het hout waarvan deze nam. Want zie: ik wek jullie allemaal weer op door het hout van het kruis.” Blij gezind verlieten alle profeten, heiligen, aartsvaders, martelaren en voorouders het sombere oord, op naar het Paradijs. Daar ontmoetten zij trouwens Henoch en Elia, die nooit de dood hadden hoeven smaken. Ook een kleine man die steeds een kruis op zijn schouders droeg, zagen zij daar: het was een van de rovers die samen met Jezus gekruisigd was.

Toen Simeon en zijn zonen hun verhaal hadden opgeschreven gebeurde ten slotte het volgende: “en zij verdwenen op hetzelfde moment, tot eer van onze Heer Jezus Christus. Amen.”

Share This