Een reis langs zeven hemelen (4)

29 november 2023

Een christelijk werk uit de 2e eeuw n.Chr. is de ‘Hemelvaart van Jesaja’. Het werk bestaat uit twee delen: het ‘Martelaarschap van Jesaja’ en het ‘Visioen van Jesaja’. In dat laatste schouwt de profeet Jesaja visioenen over de hemelen. Terwijl Jesaja “woorden van gerechtigheid en geloof” sprak tot zijn omstaanders, werd zijn geest plotseling van hem weggenomen. Er was een engel uit de zevende hemel gekomen om een en ander aan de profeet te openbaren.

Eerst stijgt Jesaja op naar het firmament dat scheiding maakt tussen onze wereld en de zeven hemelen. Daar ziet hij Sammaël – dat is Satan – en zijn legermachten. Het is er een en al strijd, verwarring en afgunst, niet veel anders dan op aarde. Vervolgens beschrijft Jesaja zijn reis door de zeven hemelen.
In de eerste hemel ziet hij een troon met engelen rechts en links daarvan; de engelen aan de rechterkant hebben grotere heerlijkheid, maar allen zingen lof aan God en zijn Geliefde. In elke volgende hemel schouwt Jesaja een troon met ‘iemand’ die daar op zit en engelen die in elke volgende hemel in heerlijkheid toenemen. In de derde hemel ziet Jesaja dat ook zijn eigen heerlijkheid toeneemt: “mijn gezicht veranderde naarmate ik van hemel tot hemel opsteeg.” Opmerkelijk is dat hij in de derde hemel nog iemand ziet “wiens heerlijkheid die van alle anderen overtrof; zijn heerlijkheid was groots en wonderbaarlijk.” Dat moet wel Jezus zijn, die daar in die hemel ook aanbeden wordt; opmerkelijk heet het dan: “daarop transformeerde hij [Jezus] zich en werd als een engel. […] Toen zei de engel: “Dit is de Heer van alle heerlijkheid die je gezien hebt.” Jezus als engel is een idee dat we vaker aantreffen in het vroege christendom. In de zesde hemel is geen troon meer, de daar aanwezige engelen zijn gericht op de zevende hemel. Hier wordt Jesaja beloofd dat hij andere kledingstukken zal zien, waarschijnlijk ook zal aandoen – “en dan zul je gelijk zijn aan de engelen in de zevende hemel.” De boeken 1 en 2 Henoch noemden ook zoiets over Henoch die getransformeerd werd tot een engelwezen. En we zagen al dat ook Baruch en Paulus het hadden over een verheerlijking van het opstandingslichaam. Dan komt Jesaja in de zevende hemel. Uiteraard is daar een wonderlijk licht en zijn er ontelbare engelen. Maar daar ziet hij er ook Abel en Henoch en alle rechtvaardigen, ontdaan van hun vleselijk omhulsel en bekleed met hemelse gewaden, “en ze waren als engelen die daar staan in grote heerlijkheid.” Ook Christus, de Heilige Geest en de heerlijkheid van de Vader ziet hij daar. Vervolgens hoort hij dat God Jezus opdraagt neer te dalen naar de wereld:

Ga heen en daal af door alle hemelen. Je zult afdalen door het firmament en die wereld heen tot aan de engelen die in het dodenrijk is, maar tot in de hel zul je niet gaan. […] Daarna zul je opstijgen van de engelen van de dood naar deze plaats.

Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen het dodenrijk en de hel, Jezus zal wel afdalen tot de eerste, maar niet in de tweede komen. Bij zijn afdaling doorheen de hemelen wordt Jezus nog wel herkend in de zesde, daar ontvangt hij dan ook lofprijzingen. Maar als Jezus verder afdaalt neemt hij de gestalte aan van de engelen die zich in de respectievelijke hemelen bevinden, de engelen herkenden hem dus niet. Hij zal zelfs de gestalte aannemen van de engelen in het firmament en die van het dodenrijk: “En noch de engelen noch de vorsten van die wereld zullen weten dat jij met mij Heer bent van de zeven hemelen en hun engelen,” zegt God. Het doet onwillekeurig denken aan Isjtar, die bij haar afdaling naar het dodenrijk bij elke poort een stuk van haar heerlijkheid moet afgeven. Bij de drie onderste hemelen en bij het het firmament moet Jezus zelfs wachtwoorden geven om te kunnen passeren, net zoals bij de hermetici het geval was en zoals we nog zullen zien bij de gnostici. Zo heet het bij de derde hemelpoort: “Degenen die daar de hemelpoort bewaken vroegen hem het wachtwoord en de Heer gaf het aan hen om zelf niet herkend te worden.” Het is wat vreemd dat een wachtwoord gevraagd wordt bij het afdalen, normaal is dat om te verhinderen dat iemand zomaar opstijgt doorheen de hemelen, en wordt het gevraagd door planetenmachten die die doorgang willen verhinderen. In de ‘Hemelvaart van Jesaja’ wordt echter nog geen link gelegd tussen de hemelen en de planeten.

Dan wordt verhaald hoe Jezus in Betlehem geboren wordt, als man grote wonderen en tekenen doet, gekruisigd wordt, “en hij daalde af naar de engel die in het dodenrijk is.” Dat zal dus allemaal in de toekomst gebeuren – gezien vanuit Jesaja’s tijd. Daarna staat Jezus op uit de dood en gaat weer hemelwaarts. Nu gebeurt dit echter in grote heerlijkheid, en de engelen van de verschillende hemelen zijn verbaasd dat ze Jezus bij zijn afdaling niet herkend hebben. Bij het firmament zijn de engelen in grote droefheid: “Hoe kan het toch dat onze Heer tot ons is afgedaald zonder dat wij de heerlijkheid die op hem was herkend hebben […]”? Het is een vraag die in elke volgende hemel zal terugkomen. Dan is de tijd aangebroken dat Jesaja ook weer afdaalt. Hij heeft echter dingen gezien die niemand anders ooit geschouwd heeft. Nu zal hij terugkeren in zijn eigen gewaad, zijn aards lichaam, zonder hemelse heerlijkheid dus: “Jij zult nu terugkeren in jouw gewaad totdat je dagen vervuld zijn; pas daarna zul je hier terugkomen.”

Share This