Een vroeg middeleeuws visioen van hel en hemel

13 november 2024

In het jaar 731 zette de monnik Beda in het Latijn de geschiedenis van de kerstening van het Engelse volk op schrift: de Historia ecclesiastica gentis Anglorum, in het Nederlands: Kerkelijke geschiedenis van het Engelse volk. Daarin nam hij ook mondeling doorgegeven tradities op. Een daarvan betreft het verhaal van iemand die hel en hemel geschouwd heeft. We leren hieruit hoe die er in de 8e eeuw ingedeeld waren.

Bede vertelt het verhaal van iemand die uit de dood teruggekeerd was. Die man vertelde dat hij geleid werd door een gids met glanzend gelaat, die hem bracht naar een brede en diepe vallei, onnoemelijk lang. Aan de linkerkant woedden razende vlammen, aan de andere kant waren hevige hagel en bittere kou. Zielen van mensen werden van de ene kant naar de andere geslingerd, of beter zij sprongen zelf telkens van de ene kant naar de andere omdat ze het nergens uithielden, dit alles zonder enige rustpauze. De man dacht dat dit misschien de hel was, maar de gids ontkende dat: “Denk niet dat dit de hel is.” Hij werd verder geleid tot wat dan wel de hel was: donkerheid zo dik dat hij niets meer kon zien. Gaande door schaduwen in de eenzame nacht, zag hij plots vurige vlammen uit een grote kuil opstijgen en daar weer in terugvallen. Plots was zijn gids verdwenen en stond hij alleen in de duisternis. Toen zag hij dat de toppen van de vlammen die opstegen en terugvielen vol waren met zielen van mensen, die als vonken met de rook mee omhoog vlogen. Ook hing er een vreselijke stank bij de put. Toen hoorde hij achter zich geluid: geweeklaag en tegelijkertijd luid gelach: het kwam van boze geesten die vijf mensenzielen meevoerden, jammerend en krijsend werden zij gevoerd naar de brandende put. Beangstigend was dat er ook duistere geesten de man zelf omsingelden en hem beloerden met hun vlammende ogen terwijl vuur uit hun monden en neusgaten kwam. Ze dreigden hem met vurige tangen. Gelukkig kwam toen zijn gids en de duivels vluchtten weg.

De gids bracht hem toen uit de duisternis naar een sfeer van helder licht. De man zag een enorme muur opdoemen lang en hoog, grenzeloos. Toen waren ze plots op de top ervan en hij zag een weidse vlakte vol geurende bloemen. Ontelbare gezelschappen van in het wit geklede mannen jubelden. Hij vroeg zich af of dit misschien het Koninkrijk van de hemel was, maar de gids zei hem: “neen, dit is niet het Koninkrijk der hemelen, zoals je denkt.” Toen zij nog verder kwamen zag hij een nog mooier licht, met daarin zoete zanggeluiden; een heerlijke geur verspreidde zich alom. Hij hoopte daar te kunnen binnengaan, maar zijn gids leidde hem terug. Toen onderwees hij hem.

Hij zei tegen mij: “Weet je wat al die dingen zijn die je hebt gezien?” Ik antwoordde: “Nee,” en toen zei hij: “Die vallei die je zag, met verschrikkelijk vlammend vuur en ijzige kou, is de plaats waarin de zielen worden berecht en gestraft van hen die treuzelden met het opbiechten en verbeteren van hun misdaden. Tot zij bij het naderen van de dood hun toevlucht namen tot berouw en zo uit hun lichaam traden. Maar omdat zij bij hun dood belijdenis deden en berouw toonden, zullen zij ontvangen worden in het Koninkrijk der hemelen op de dag des oordeels. Zij zullen geholpen worden voor die dag door de gebeden van de levenden en door hun aalmoezen en vasten, en vooral door het vieren van missen. Maar de vieze vlammende put die je zag, de mond van de hel, daaruit zal niemand verlost worden in alle eeuwigheid. De bloemrijke plek, waar je het mooie en jeugdige gezelschap zag, daarin worden de zielen opgenomen die als zij het lichaam verlaten, goede werken hebben gedaan, maar niet zo volmaakt zijn dat zij het verdienen toegelaten te worden in het Koninkrijk van de hemel. Toch zullen zij op de dag des oordeels Christus aanschouwen en binnengaan in zijn vreugde. Zij die volmaakt zijn in elk woord, elke daad en gedachte, zullen het Koninkrijk der hemelen binnengaan.

Toen was het moment gekomen dat de man weer in zijn lichaam moest keren en onder de mensen moest verder leven. Hij zou nu zijn daden onderzoeken, en acht geven op zijn manier van leven en op zijn woorden. Hij zag er erg tegenop weer naar zijn lichaam terug te keren, nog sterk onder indruk van de heerlijkheden die hij gezien had, maar hij durfde zijn gids niets te vragen, en plotseling voelde hij zich weer leven in zijn lijf. Voortaan had hij een boodschap voor ieder die er oprechte belangstelling voor toonde.

Hel en hemel vertonen een duidelijke structuur: er is in de hel een afdeling waar zondaars definitief in opgesloten worden, en er is een deel dat fungeert als vagevuur. De levenden kunnen voor deze zielen bidden, vasten, aalmoezen geven en missen opdragen. De hemel kent een afdeling waar de goede zielen, al zijn zij onvolmaakt, verblijven, en een gebied waarin God zelf vertoeft.

Share This