Het Elucidarium van Honorius

29 januari 2025

Het werk van Thomas van Aquino is natuurlijk een monument, maar dat betekent niet dat het bij de gemiddelde mens destijds ook populair was. Thomas schreef zijn summa (‘hoofdzaken’) voor geleerden. Dan had het Elucidarium (‘Verheldering’) van Honorius veel meer invloed bij gewone mensen. Ook dat was een summa. Het Elucidarium is een traktaat in dialoogvorm tussen een meester en zijn leerling over de belangrijke zaken betreffende God en mensen. Honorius vertolkte de traditionele katholieke geloofsvoorstellingen voor een groot publiek. De drie delen van het Elucidarium gaan over: goddelijke zaken, kerkelijke zaken en over het toekomstig leven. In dat derde deel herkennen we heel wat elementen die we in de bovengenoemde verhalen al tegenkwamen. Over Honorius (12e eeuw) is maar weinig bekend. In ieder geval was hij een theoloog wiens werken erg populair waren, zoals blijkt uit de vertaling ervan in menig West-Europese taal (zoals het Middelnederlands) en de vele manuscripten die bewaard bleven.

Als het einde van een mensenleven is aangebroken, neemt de beschermengel de ziel uit de kerker van het lichaam, om het onder veel gezang en zoete geur naar het geestelijk paradijs te brengen. Tenminste, dat geldt voor wie volmaakt zijn: de martelaren, monniken en maagden. Er zijn ook ‘rechtvaardigen’ die de volmaaktheid niet bereikt hebben. “Zij worden, zoals de zondige zoon aan de slaaf wordt gegeven om slaag te krijgen, door de heilige engelen aan de demonen vrij gegeven om te reinigen; maar die kunnen hen echter niet meer schaden dan zij zelf verdiend hebben of de heilige engelen toestaan.” Natuurlijk kunnen dezen geholpen worden, bevrijd worden, door missen voor ze op te dragen, aalmoezen en andere vrome werken te doen, tenminste, als zij dat zelf bij leven ook gedaan hebben. Augustinus had ook al onderwezen dat de verlichting door missen en aalmoezen slechts toekwam aan degenen die tijdens hun leven verdiensten hadden verzameld.

Reiniging van zonden kan best al in dit leven gebeuren. Dat kan door folteringen van het lichaam die je worden aangedaan, of kwellingen van het vlees die je jezelf aandoet zoals vasten en nachtwaken. Het kan ook door het verlies van dierbaren, door ziekte of gebrek. Zaken die de moderne mens alleen maar zeer lastig vindt, kregen in de middeleeuwen een betekenis. Ook Augustinus had erop gewezen dat men beter de tuchtiging ter harte neemt die ons tijdens het leven door omstandigheden wordt aangereikt. Aardse beproevingen zijn het ideale vagevuur. Zelf wil Augustinus liever nu getuchtigd worden, zodat hij niet na zijn dood nog het ‘vuur der correctie’ moet gaan. Want, “al zullen sommigen gered worden doorheen het vuur, dat vuur zal vreselijker zijn dan alles wat een mens kan lijden in dit leven.” Wat bij leven niet gereinigd werd, zou na de dood moeten gereinigd worden, zegt ook Honorius: “Na de dood echter zal er de reiniging zijn of zeer grote hitte van het vuur of een grote stijfheid van kou of een andere soort straf, waarvan de minste echter groter is dan de grootste die in dit leven uitgedacht kan worden.” We herkennen hier de dubbele straf die bestaat uit zowel hitte als kou. Ter bemoediging zegt Honorius dat engelen de boetelingen bijstaan door hen koele wind of een zoete reuk of andere troost te bieden.

Dan is er nog de hel voor de kwaden: “Als de kwaden in het einde verkeren, komen de demonen er met zijn allen op een kluitje aan, met groot geraas en afschuwelijk om te zien, met vreselijke gebaren, en zij rukken de ziel met grote kwelling uit het lichaam en brengen haar wreed naar de kerkers van de hel.” Dit ‘uit de ziel rukken’ doet denken aan de pijnlijke manier waarop goddelozen hun lichaam verlieten volgens het jodendom (zie onder). In de beschrijving van de hel komen we weer de twee verdiepen tegen.

Er zijn twee soorten hel: een bovenste en een onderste. De bovenste is het onderste deel van deze wereld, die vol van straffen is; want daar is het vol van een zeer grote hitte, grote kou, honger, dorst, verschillende lichamelijke pijnen zoals slagen, (pijnen) van de geest zoals angst en schaamte […].

De onderste hel kent negen straffen. De eerste is onblusbaar vuur dat geen licht geeft. Het tweede is ondraaglijke kou, dan komen de onsterfelijke wormen, een onvergelijkelijke stank, ten vijfde allerlei geselwerktuigen, zoals hamers die op ijzer slaan. Ten zesde duisternis, dan verwarring der zondaren die zich niet kunnen verbergen, demonen en draken in flonkerend vuur, ten negende de boeien van het vuur dat de ledematen bindt. Deze negen straffen zijn verbonden aan bepaalde zonden. Bijvoorbeeld:

En omdat zij hier ontbrand zijn door het vuur van de begeerten, zullen zij daar terecht in het stinkend vuur branden. Omdat ze echter hier verstijfd zijn door de koude van hun kwaadaardigheid, zullen ze daar terecht knarsen door de straf van de kou. […] En omdat de jaloezie en de haat hen hier als wormen verteerd hebben, zullen de wormen hen daar terecht bijten.

Nadat alle soorten zondaren genoemd worden die in de hel belanden (trotsen, jaloersen, bedriegers, …), wordt nog aangestipt dat de rechtvaardigen die zondaren met hun straf zullen zien “opdat ze des te meer vreugde hebben dat ze deze ontlopen hebben.” Omgekeerd zullen de slechten de goeden zien in hun glorie “opdat ze des te meer verdriet hebben dat ze dat verwaarloosd hebben.”

Nu is er ook nog een plaats voor de rechtvaardigen die leefden vóór de komst van Christus. Dat is in de bovenste hel of in een andere plaats die verbonden is met de onderste hel. Toch wordt gezegd dat de enige straf hier bestaat uit duisternis, wat anders is dan de boven genoemde straffen in de bovenste hel. Vreemd is ook dat Christus naar de onderste hel is gekomen om de door de duivel verdrukten te bevrijden: “hij daalde in de onderste hel door te sterven, om de onderdrukten door de tiran vrij te kopen.” Terwijl doorgaans de onderste hel bedoeld is voor de eeuwig verdoemden.

Hoe staat het met de rechtvaardigen? De rechtvaardigen zijn “Zeven maal schitterender dan de zon en beweeglijker dan de geest.” En opmerkelijk:

Zij zullen naakt zijn, maar met alle sier schitteren en zij zullen dan niet meer blozen over enige ledematen dan nu over hun bevallige ogen. Het heil echter en de blijdschap zullen hun kleding zijn; want de Heer zal hun lichamen bekleden ‘met het kleed van het heil’ en hun zielen met het gewaad van de blijdschap. En zoals er hier verschillende gratie is voor de bloemen, zoals de blankheid in de lelies, de roodheid in de rozen, zo gelooft en dat daar verschillende gratie van kleuren is in de lichamen van de heiligen, zodat de martelaren de ene kleur, de maagden een andere hebben. En die zullen als kleren beschouwd worden.

Op de vraag wat de rechtvaardigen dan zullen doen, is het antwoord dat zij God zullen zien en hem zullen prijzen in de eeuwen der eeuwen. Zij zullen genieten van “Het eeuwige leven, de altijddurende zaligheid, voldoende hoeveelheid van alle goede dingen zonder enig gebrek.” Toch is er in de hemel meer dan alleen het gericht zijn van allen op God; er is ook onderlinge gemeenschap tussen de heiligen: “Hoe zou het zijn als je vele vrienden zou hebben die allen van deze goede dingen zouden overvloeien? Zou je dan niet even zovele vreugden hebben?” Dan wordt Honorius lyrisch. Tot nog toe was hij vrij zakelijk in zijn antwoorden, maar nu kan hij niet voldoende woorden vinden om de heerlijkheden die wij in de hemel zullen proeven, te schilderen. Ik geef daarvan slechts volgend voorbeeld, dat duidelijk maakt dat er naast het schouwen van God veel andere geneugten op ons wachten.

Dat is het genoegen een menigte van mannen en mooie vrouwen te zien, kostbare kleren, mooie gebouwen, zoet gezang, elegante woorden, orgels, lieren, cythers en dergelijke te horen, tijm en andere soorten van diverse kleuren te ruiken, van verschillende maaltijden te genieten, oom te gaan met lieflijke en zachte dingen, veel geld en huisraad te bezitten, dit alles hebben zij oneindig in overvloed.

Verder zullen we een enorme snelheid kunnen ontwikkelen, zeer sterk zijn, van een onvoorstelbare vrijheid genieten, weelde kennen, gezondheid, wijsheid hebben, vrede, eer, vriendschap en eendracht kennen, machtig zijn, en we zullen gelijk zijn aan de engelen Gods.

Share This