Jezus gedoopt in vuur?

27 februari 2024

Justinus Martyr (ca. 100-165) vertelt in zijn ‘Dialoog met Trypho’ iets bijzonders over de doop van Jezus: “En wanneer Jezus naar de rivier de Jordaan ging, waar Johannes doopte, en hij in het water stapte, ontbrandde er een vuur in de Jordaan.

Dat is vreemd, want daarvan lezen wij niets in onze evangeliën. Nu vertelt de kerkvader Epiphanius in de 4e eeuw dat het doopverhaal in een evangelie dat gebruikt werd door jodenchristenen, de Ebionieten, volgende passage bevatte: “En onmiddellijk scheen een groot licht rondom de plaats.” Epiphanius spreekt van een ‘Hebreeuws Evangelie’. De Ebionieten floreerden in de 2 eerste eeuwen. Ook twee Latijnse vertalingen van de Vetus Latina (4e en 6e eeuw) spreken over ‘vuur’ bij de doop, evenals de Sibillijnse Orakels:

[…] toen hij zich gewassen had in de stromen van de rivier de Jordaan, die zich met glanzende voet voortbeweegt en de golven schoonveegt. Hij zal aan het vuur ontsnappen en als eerste de verrukkelijke God zien.
(Gedateerd vóór 300).
Gij zult een plengoffer van water op zuiver vuur gieten en als volgt uitroepen: ‘Zoals de Vader u verwekte, het Woord, zo heb Ik een vogel uitgezonden, een woord dat snel brenger van woorden is, dat met heilige wateren uw doopsel besprenkelt, waardoor gij uit vuur geopenbaard zijt. (Gedateerd 2e eeuw).

Het lijkt er dus op dat in de 2e eeuw een teksttraditie bestond die ‘vuur’ verbond met de doop van Jezus. De oudste Griekse tekstgetuige is P75 dat op rond het jaar 200 gedateerd wordt; daarin ontbreekt het element ‘vuur’. Het getuigenis van Justinus is ruim een halve eeuw ouder en bevat wel ‘vuur’ bij de doop van Jezus.
Justinus, twee manuscripten van de Vetus Latina, de Sibillijnse orakels, doen nergens moeilijk over, maar in latere Latijnse manuscripten ontbreekt het element ‘vuur’. En al is het ‘Hebreeuwse evangelie’ van de Ebionieten oud, toch zegt Epiphanius dat het vervalst is en gebruikt wordt door ketters. Toch is Justinus alles behalve een ketter, hij is een martelaar, een heilige. We weten natuurlijk niet of Justinus zelf iets ingelast heeft, misschien overgenomen uit een andere bron, of dat hij de originele versie bezat en die volgde. Hoe het ook zij, feit is dat moderne onderzoekers hier niet hebben gekozen voor de oudste tekst uit halfweg de 2e eeuw, maar voor een Griekse tekst uit begin 3e eeuw.

Nu vermeldt ook het Diatessaron (2e eeuw) deze doop begeleid door vuur. Efrem’s ‘Commentaar op het Diatessaron’, 4:5 heeft:
En toen hij gezien had, door het heldere licht op het water en door de stem uit de hemel …

Isho’dad van Merv, ‘Commentaar op Matt. 3:15-16:
en meteen, zoals de Diatessaron getuigt, scheen er een krachtig licht, en boven de Jordaan werd het [het licht] omhuld door witte wolken.

Romanos Melodos ‘Eerste Hymne op de Epifanie’, 16:14:7-10
En weer ziende in het midden van de stromen
Degene die verscheen in het midden van de drie jongeren,
De dauw in het vuur, en het vuur in de Jordaan,
schijnend, ontspringend, het ongenaakbare Licht.

Zo te zien maakte het Diatessaron gebruik van dezelfde ‘bron’ als Justinus. Tatianus heeft hier niets uitgevonden. Het ziet ernaar uit dat latere versies dit element van vuur hebben verwijderd verwijderd.

Er waren eind 19e eeuw best wat onderzoekers die vonden dat een combinatie van oude Syrische en Latijnse teksten, voorrang dienden te hebben op latere Griekse tekstgetuigen. Nu beweren wetenschappers wel dat men bij het tekstkritisch onderzoek altijd de voorrang geeft aan de oudste manuscripten en aan de moeilijkste lezing. Maar die regel lijken ze te beperken tot de Griekse manuscripten die we vandaag nog in ons bezit hebben. Men gaat voorbij aan oudere tekstgetuigen in de patristische literatuur.

Share This