Lorenzo Valla: de hemel van de renaissance

22 april 2025

De theoloog Lorenzo Valla (1405-1457) is vooral bekend geworden doordat hij aantoonde dat de Donatio Constantini, de ‘Constantijnse schenking’, een vervalste Latijnse oorkonde was uit de 8e eeuw, en niet uit de 315, zoals beweerd werd. Volgens de Donatio Constantini zou keizer Constantijn (r. 308-337) het wereldlijk gezag over het Westelijk deel van zijn rijk aan paus Silvester I hebben overgedragen. Natuurlijk beriepen latere pausen zich op deze oorkonde om hun gezag tegenover wereldlijke heersers te onderstrepen. Maar het was dus allemaal bedrog.

Lorenzo Valla verveelde zich nogal als hij zich de eeuwige contemplatieve staat van de gelovigen in de hemel voorstelde. Pure contemplatie, zonder passie, bewegingloos naar God staren, dat strookte niet met wat de mens is, met hoe de mens is. De mens wil beweging, plezier ook, hij wil leven, passie, vergroting van kennis, de mens wil voelen, verlangens koesteren, schoonheid bewonderen, ook die van vrouwen. Lorenzo Valla gebruikte in zijn De vero falsoque bono (‘Over het ware en onware’), voor het eerst het woord voluptas – ‘plezier’, met betrekking tot de hemel.

Deze zaligheid, wie zou aarzelen het te noemen, of wie zou het beter kunnen noemen dan plezier [voluptatem]? Ik zie dat het in Genesis met deze naam wordt genoemd: ‘paradijs van plezier;’ en in Ezechiël: ‘vruchten en boom van plezier;’ en andere soortgelijke passages waar goddelijke weldaden worden genoemd. […] Waaruit u moet begrijpen dat niet eerlijkheid, maar plezier wenselijk is om zichzelf, zowel voor hen die in dit leven willen genieten als voor hen die in het toekomstige leven willen genieten.

Hoe zal een en ander er aan toegaan in de hemel? Vooreerst zal de ziel, bevrijd van het aardse lichaam, opstijgen door de atmosfeer die straalt van bovennatuurlijk licht. Die opgang naar de hemel gebeurt niet geruisloos. Twaalf legioenen engelen begeleiden de ziel, en strijden tegen duivelse machten die de ziel belagen. Maar de duivels delven het onderspit en verwond en verzwakt vluchten zij weg, daarbij ijselijke kreten slakend.

In de hemel zullen wij veel meer gevoel voor schoonheid ontwikkelen. Wat we hier op aarde mooi vinden, zal dan vreselijk teleurstellen. Ook geluiden zijn daar mooi; als een engel ons aanspreekt zullen we verrukt zijn door de schoonheid en zoetheid van zijn stem. De aangename dingen des levens zullen ook in de hemel ons deel zijn. We zullen er eer ontvangen zonder ervoor te zwoegen, waardigheid zonder dat iemand jaloers wordt, regeren zonder haat of gevaar te ondervinden. Ook in de hemel zullen we beschikken over een soort lichaam, schitterender dan de zon. We zullen luisteren naar prachtige muziek, bovennatuurlijke geuren opsnuiven en allerlei kleurrijke bloemen bewonderen. De zintuigen blijven actief! We zullen ook voedsel tot ons nemen, zij het van een bijzondere soort: het bloed en lichaam van Christus zal voortdurend bediend worden en zal ongelooflijk heerlijk smaken; honger en dorst bestaan niet langer. We zullen in staat zijn te vliegen, uitgerust met vleugels, en spelen met andere gevleugelde zielen in de lucht, over bergen en zeeën. Over jonge aren graan zullen we rennen, zonder dat die beschadigd worden. En zoals we ons in de lucht kunnen begeven, zo zullen we ook onder water bewegen, zoals de vissen. Maar dan, hoe zullen wij ons verblijden over intellectuele genoegens: literatuur, toespraken, gedachtewisselingen. We zullen alle talen kunnen spreken, alle mogelijke wetenschappen bestuderen, zonder dat er ooit een eind aan komt.

Een werk dat gewijd was aan ‘plezier’, De voluptate, beëindigde Valla met een beschrijving van de paradijselijke heerlijkheden. Voor wie zich afvroeg hoe het opstijgen naar de hemel in zijn werk ging, legde Valla uit:

Je zult dan opstijgen, samen met dat meest overvloedige en magnifieke leger van engelen – dat meest prachtige en schitterende gezelschap van de burgers van de Eeuwige Stad – en je zult door de uitgestrekte, heldere sferen gaan en hun harmonie horen, zo zoet als de zon schijnt […]. Wanneer je de eerste, de tweede en de derde hemel binnengaat, zul je aanschouwen “dingen waarvan het de mens niet gegeven is te spreken.” De eerste hemel wordt het Firmament genoemd, de volgende de Kristallijne Hemel en de laatste het Empyreum […]. Deze hemelen weerklinken altijd met een eeuwig lied, en het sterkst bij de aankomst van een gezegende ziel.

Dat beloofde! Vervolgens zouden de gezegende zielen een immens poortgebouw doorgaan dat er uit zag als een regenboog, om zo binnen de ommuurde stad van God, het hemelse Jeruzalem, binnen te gaan. De stad wordt beschreven met de woorden van Johannes in Openbaring die het ook over het hemelse Jeruzalem heeft. Bekenden, familieleden en vrienden kwamen de nieuwelingen hartelijk groeten, kussen en omhelzen. Het was een blij en hartverwarmend weerzien. Een heleboel profeten, martelaren, maagden en gehuwden kwamen hen ook verwelkomen. En dan komt het hoogtepunt: de Moeder Gods komt eraan! “Zodra ze verschijnt op haar weg naar de poort, en zij die vooraan staan het welbekende gezicht zien, zullen ze allemaal tegelijk knielend hun groet uitspreken: ‘Heil Maria, vol van genade, de Heer is met u; gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.’” De begroetingen gaan nog een tijdje door, dan vervolgt Valla dat de schoonheid van Maria adembenemend is, en:

Wanneer zij je tegemoet is gekomen, zal zij je aan haar maagdelijke borst drukken, waarmee zij God gezoogd heeft; en zij zal je kussen. Dan zal ze voor de ogen van de kerk van de heiligen jouw hand nemen en je naar haar Zoon leiden, die ook de Vader is.

Daarna zal vreugde uitbreken, een luid applaus en liederen zullen weerklinken zodat de hemel zelf vol is van het geluid der stemmen die wondermooi en zoet klinken.

Share This