Spurgeon, de prins der predikers, over hemel en hel

2 april 2025

‘De prins der predikers,’ werd hij genoemd: George Spurgeon, Engels baptistenpredikant in het Engeland van de 19e eeuw, een tijdgenoot van de Amerikaanse opwekkingsprediker Finney. Spurgeon verstond de kunst zijn publiek te boeien, elke zondag luisterden enkele duizenden gelovigen naar hem in zijn kerk in Zuid-Londen. Zijn kerk zou destijds de grootste ter wereld zijn geweest. Hij sprak in pakkende beelden, waarvan hier een kort voorbeeld over het gevaar te zondigen, en hoe de gedachte aan de dood ons daar van af kan houden.

Als we onze zonde zien bij de lantaarn die de doodgraver gebruikt bij het delven van ons graf, zullen we misschien beter zien hoe hol de zonde eigenlijk is. We zullen de leegheid van alle ijdelheden in deze wereld inzien. Als we zouden zondigen met het oog op onze doodskist, zouden we veel minder zondigen.

Veel van Spurgeons preken werden ook gedrukt uitgegeven, zodat wij er vandaag makkelijk kennis kunnen van nemen. Ze werden in verschillende talen vertaald, waaronder het Nederlands. In 1863 bezocht hij Nederland, waar hij vrijmoedig het Woord kon prediken; dat bezoek maakte hem ook in Nederland populair. Zijn werken worden nog steeds gelezen, vooral in kringen van bevindelijk gereformeerden. Spurgeon is niet oud geworden. Hij had een slechte gezondheid en verbleef daarom regelmatig in het warme zuiden van Frankrijk. Daar overleed hij op 57-jarige leeftijd.

De mens is onwillig om te denken aan de dood, in het bijzonder aan die van hemzelf. De lijkwade en het graf zijn zaken die hij continu buiten zijn gedachten probeert te houden. Als het kon zou hij voor altijd op deze aarde willen wonen. Ook al weet hij dat dit niet kan, desondanks probeert hij alles wat op de dood wijst te negeren.

Zo vat Spurgeon zijn preek aan, getiteld Memento mori, ‘gedenk te sterven’. Dat was een spreuk die de mens al vele eeuwen lang begeleid had op zijn levensweg, de Romeinen kenden het, en de middeleeuwse mens was ermee vertrouwd. Maar in de 19e eeuw dacht men er liever niet aan, zoals uit deze woorden van Spurgeon blijkt. Het verdringen van de dood zou natuurlijk niet helpen, eens zou hij aan kloppen, of om in de beeldspraak van Spurgeon te blijven: eens zou de dood “de pijlen op zijn boog spannen. Hij legt ze aan, een voor een, en het wonderlijke is dat hij zijn boog niet zo lang gespannen kan houden. “Zal ik de pijl afschieten?” vraagt de dood zich af, “zal ik hem in het hart van een zondaar laten vliegen? Hij zal toch geen berouw hebben en laat me hem dan toch naar zijn ondergang sturen.” Spurgeon wijt op het onvermijdelijke ogenblik dat de dood toeslaat. We zien trouwens aan de verzwakking van ons lichaam al welke kant het opgaat; “ook uzelf valt zo langzamerhand uit elkaar.” Natuurlijk, onze tijd is in Gods hand, hij kent het ogenblik waarop wij deze wereld zullen verlaten, maar wij niet, en daarom moeten wij erop bedacht zijn dat we in principe elk ogenblik kunnen sterven, en daarom moeten wij de zonde vermijden. Want daar gaat het Spurgeon toch vooral over.

In een ander preek, ‘Hemel en hel,’ houdt hij zijn toehoorders deze twee toekomstmogelijkheden voor ogen. Zijn preek bestaat uit twee delen: het eerste is aangenaam voor het gehoor en geeft vreugde, het tweede deel is “extreem verschrikkelijk,” maar ook daar moet hij het over hebben. De hemel is natuurlijk een fijne plaats. Daar zullen wij samen zijn met enkele bekenden uit de Bijbel: Abraham, Izaak en Jakob bijvoorbeeld. Maar ook reeds overleden vrienden en familie zullen we daar terugzien. “Moeder, u zult uw geliefde baby’s weer herkennen, u die hun eigenschappen heeft ingeprent toen ze in doodsnood lagen te hijgen. U weet nog precies hoe u over hun graf gebogen stond toen daar de aarde in werd geworpen en er gezegd werd: ‘Aarde tot aarde, stof tot stof en as tot as.’” De arbeiders onder zijn gehoor houdt Spurgeon voor dat ze niet meer zullen hoeven te labeuren, eindelijk zullen zij mogen uitrusten van hun te zware arbeid nu. De Jood en de heiden zullen daar samen zitten, en vooral: er zullen er velen zijn! Spurgeon weet ook wel van de tekst: “Want de poort is eng, en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die haar vinden.” Toch kan hij zich niet voorstellen dat Christus zich door de duivel zal laten verslaan, dat de duivel meer zielen zal hebben in de hel, dan Christus er zal verwelkomen in de hemel. “Nee, dat is onmogelijk. Want dan zou satan Christus uitlachten. Er zullen er meer in de hemel zijn dan dat er verloren gaan. God zegt Zelf dat er een menigte gered zal zijn die niemand tellen kan, maar dit wordt nooit gezegd over de verlorenen.”

Het tweede gedeelte van de preek gaat dan over de hel. Hij heeft het dan met name over “de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden.” Dat is toch een vreemde zaak; wie zijn die kinderen dan? Het zijn zij die naar het uiterlijk in godsdienst uitmunten, maar er innerlijk niets van voelen, die devoot en deemoedig door de kerk wandelen, maar hun hart is er niet bij. “Dit zijn de kinderen des Koninkrijks. Zij kennen geen leven, geen genade, geen Christus en zij zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis.” Zij werden wel opgevoed in het geloof, door liefhebbende vrome ouders, maar zij hebben zich nooit bekeerd. Het pijnlijke is dat deze kinderen in het hiernamaals van hun ouders zullen gescheiden zijn, voor eeuwig. De enen verblijven in de hel, de anderen in de hemel. Ik laat slechts een enkel verhaal volgen dat deze schrijnende zaak illustreert.

Het was een verschrikkelijke droom die een vrome moeder eens had en aan haar kinderen vertelde. Zij dacht dat de dag des oordeels was gekomen. De grote boeken werden geopend. Zij stonden allen voor God. En Jezus Christus zei: “Scheid het kaf van het koren: plaats de bokken aan Mijn linkerhand en de schapen aan Mijn rechterhand.” De moeder droomde dat zij en haar kinderen precies in het midden van de menigte mensen stonden. En toen kwam de engel en hij zei: “Ik moet de moeder meenemen, zij is een schaap en komt aan de rechterkant. De kinderen daarentegen zijn bokken, zij moeten aan de linkerkant.” In haar droom riepen haar kinderen haar toe: “Moeder, moeten we van elkaar scheiden? Moeten wij uit elkaar?” Zij scheen toen haar armen om haar kinderen heen te leggen en te zeggen: “Als ik wilde, had ik jullie meegenomen.” Maar voor een moment raakte de engel haar aan; haar wangen werden droog en toen, alsof ze boven de natuurlijke genegenheid uit kwam, volledig bovennatuurlijk en volmaakt, onderworpen aan Gods wil, zei ze: “Kinderen, ik heb jullie de juiste weg gewezen, ik heb jullie geleerd hoe die te gaan en jullie hebben gekozen die weg niet te lopen en alles wat ik nu nog kan zeggen is: “Amen op jullie veroordeling.” Toen werden zij van haar weggenomen en zij kon hen in eeuwige kwelling zien terwijl zij in de hemel was.

Als de engel de moeder aanraakt verdwijnen de aardse gevoelens om plaats te maken voor hemelse; dat zijn gevoelens die horen bij de goddelijke gerechtigheid. Haar kinderen zijn haar kinderen niet meer, onbewogen kan de moeder vanuit de hemel neerkijken naar de eeuwige kwellingen die zij nu ondergaan.

Spurgeon heeft het ook over de opstanding der doden. Hoe zal dat opstandingslichaam er uit zien? “Gezaaid in verderfelijkheid, opgestaan in heerlijkheid.” De verderfelijke staat van ons lichaam kennen we, maar hoe zal die heerlijkheid zijn? Daarover heeft Spurgeon wel wat ideeën. Hij verwijst naar Luther, die meende dat het lichaam van de heiligen zo sterk zou zijn dat als zij zouden willen, zij “de wereld zouden kunnen laten schudden, eilanden op zouden kunnen heffen of bergen in de lucht zouden kunnen gooien.” Een beetje zoals de dichter Milton toen die sprak over het gevecht tussen engelen die ook blijk gaven van onvermoede krachten. In ieder geval: de kracht van het opgestane menselijk lichaam zal geweldig zijn. Maar Spurgeon vermoedt nog meer:

Ik geloof dat ik met mijn nieuwe lichaam in staat zal zijn van de ene plek naar de andere te vliegen, zoals een gedachte en zo snel als ik wil. Ik zal hier en daar zijn, snel zoals de zonnestralen. […] Opgeheven door etherische vleugels zal ik voortvliegen langs die kustenloze zee en de glorie van God in al zijn daden aanschouwen en Zijn gezicht voor eeuwig aanschouwen. […] Wat zie ik? Ik krijg een lichaam als een engel, met ogen als van vuur en een gezicht dat straalt als de zon en vleugels die mij lichtheid geven.

Dat laatste beeld doet denken aan de gedaanteverandering die Henoch onderging volgens het apocriefe boek dat zijn naam draagt: ook die veranderde in een vurige engel. Verder zal de opgewekte een ijzersterk geheugen hebben, een hart dat tot ongekende hoogte kan liefhebben, een hoofd vol begrip en verstaan.

Maar ook de zondaar moet opstaan uit het graf. Niet alleen de ziel zal lijden, ook het lichaam: “Als u sterft zal uw ziel alleen lijden. Dit is het begin van de hel, maar ook uw lichaam moet opstaan. Dan zal ook uw vlees waarmee u Gods wetten overtrad moeten boeten. Het moet in het vuur, verbroken worden en kronkelen van pijn tot in eeuwigheid. U lichaam zal volmaakt opstaan, ander zou het vuur het verteren.” De enorme kracht van het lichaam van de rechtvaardigen, bezitten ook de zondaars. Daarom zal het dus niet sterven of bezwijken onder de helse folteringen. Ook zondaars hebben een lichaam met grote macht. “Wegrotten zoals ze zullen in het graf, zullen ze opstaan met een geweldige onsterfelijkheid over zich, en een eeuwigdurende kwelling en onuitsprekelijke straf moeten ondergaan.” Spurgeon beëindigt zijn preek met een waarschuwing voor de spotters. Hij voert de spotters, die nu in de hel zijn, sprekend in. Daarbij valt op dat niet zozeer God hen tot de hel veroordeelt, dat hebben ze zelf gedaan:

Heeft ons die man dit niet gezegd, heeft hij ons niet gewaarschuwd, heeft hij niet gesmeekt om te vluchten tot Christus? Hebben we niet gelachen om wat hij zei? We zijn terecht veroordeeld, we hebben onszelf vervloekt, we hebben onze eigen hals afgesneden. We hebben gewerkt voor de hel en onze eigen brandstof voor eeuwig bewerkt.

Share This