Voedselwetten voor christenen

12 november 2021

Een collega van me, die het vak ‘jodendom’ geeft, zei me eens dat wij christenen tenslotte ook voedselwetten hebben. Ik was nogal verbaasd, want behalve dat ik probeer ongezonde dingen uit mijn dieet te laten (het is een eeuwig streven) hield ik me toch niet bepaald aan ‘voedselwetten’. Hoe mijn collega mijn stilzwijgen interpreteerde weet ik niet, maar hij wees me toch maar op een tekst uit Handelingen waar staat dat christenen uit de heidenen (dat zijn wij dus) “zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf” .
Deze tekst verwoordt het besluit dat enkele leiders onder de eerste christenen op een vergadering in Jeruzalem genomen hadden, het zogenaamde ‘apostelconvent’. Er was namelijk enige onenigheid ontstaan over de vraag of heidenen die christen geworden waren, ook de joodse wet moesten onderhouden, inclusief besnijdenis. Enkele tot het christendom bekeerde Farizeeën, vonden van wel, anderen zoals Paulus, vonden van niet. Het compromis bestond erin dat heidenchristenen zich aan de vier genoemde wetten zouden houden. Door het gesprek met mijn collega werd ik me ervan bewust dat ik me niet aan die wetten hield. Tenminste – om misverstanden te vermijden – niet de twee laatste. Het ‘verstikte’ betekent vlees van een dier dat niet uitgebloed is, dat niet ritueel geslacht is. En ‘bloed’ op zich is ook verboden voor nuttiging. Deze twee verboden vinden we al in het Oude Testament .
Er is nog een ander intrigerend probleem. We leren uit het verhaal in Handelingen dat Petrus nogal uitvliegt tegen de Farizese christenen, hij wil niet dat aan heidenchristenen de joodse wet wordt opgelegd. En Paulus sluit zich daarbij aan door te wijzen op de wonderen die God bewerkt onder de heidenen, zonder dat die de joodse wet houden. Maar als dan besloten wordt dat heidenen zich toch aan vier verboden moeten onderwerpen, waarvan twee joodse voedselwetten, geeft Paulus geen kik, we horen geen enkele reactie van hem. Men zou kunnen opmerken dat hij zich heeft neergelegd bij wat een compromis is, waarvan dan nog gezegd wordt dat het ‘in overeenstemming met de Geest’ werd gesloten. Vreemd is dan toch dat Paulus zich in zijn brieven niet houdt aan dit compromis. Hij gaat in zijn eerste brief aan de Korinthiërs wel uitgebreid in op de twee eerste verboden. Hij ageert tegen gevallen van ontucht in de gemeente (hij wijdt daar twee hoofdstukken aan: 5 en 6) en gaat uitvoerig in op de problematiek van het eten van aan goden geofferd vlees (hoofdstukken 8 tot 10). Doch geen woord over het zich onthouden van het verstikte en bloed.
Er is nog een vraag. Waarom worden uitgerekend die vier verboden genoemd, en niet bijvoorbeeld het verbod te stelen, te liegen, of één van de andere tien geboden? Waarom juist deze vier? Wat maakt die zo speciaal? Nog interessanter is de vraag: zijn het er wel vier, of misschien slechts drie?
Alvorens die vraag te kunnen beantwoorden moeten we eerst kort iets zeggen over de ‘grondtekst’ van het Nieuwe Testament. Er is namelijk niet één grondtekst – zoals men wel pleegt te denken – er zijn er verscheidene, allemaal latere kopieën van de autograaf, het oorspronkelijke geschrift dat verloren is gegaan. Die verschillende kopieën van de oorspronkelijke Griekse tekst vertonen onderling afwijkingen: schrijffouten, kleine theologische verschillen en andere. Men groepeert die kopieën in tekstfamilies: eenzelfde soort afwijking vormt een familie. Zo is er de Alexandrijnse tekst, die doorgaans als de meest betrouwbare geldt. Het is de kortste tekst en hij vertoont geen tekenen van grammaticale of stilistische verbeteringen die we in andere tekstfamilies wel vinden. De oudste tekstgetuigen van deze Griekse tekst dateren uit het eind van de 2e eeuw. Dat is heel vroeg. Moderne vertalingen zijn gebaseerd op deze Alexandrijnse tekst. Deze tekst heeft het in Handelingen over vier verboden waaraan heidenchristenen zich moeten houden.
Een andere tekstfamilie is de Westerse tekst, veel gebruikt in Italië, Gallië en Noord-Afrika. Die tekst werd ook geraadpleegd door kerkvaders als Irenaeus, Tertullianus, Cyprianus en een paar als ketters verdoemde leidsmannen als Marcion en Tatianus. Die mannen leefden in de 2e en 3e eeuw. Men heeft Griekse exemplaren van de Westerse tekst uit de 3e eeuw, maar de meeste dateren uit de 5e eeuw. Wat lezen wij nu in deze Westerse tekst van Handelingen? Heidenchristenen dienen zich te onthouden van drie dingen: “wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, en van bloed.”
O?
Merkwaardig is dat dit precies de drie zogenaamde ‘universele geboden’ zijn, geboden waarvan de joden vonden dat ze ook voor heidenen golden. De rabbijnse literatuur heeft het ook over afgoderij, onkuisheid en het vergieten van bloed . Men is dit later de ‘Noachitische geboden’ gaan noemen, en die hebben zich in de loop van de tijd ontwikkeld tot zeven geboden. Belangrijk: die vroege Noachitische geboden bevatten dus geen voedselwetten. Het compromis dat men in Jeruzalem sloot, bestond volgens de Westerse tekst uit de Noachitische geboden. Die wilde men laten gelden voor de heidenchristenen: verbod op afgoderij, seksueel wangedrag en bloedvergieten – zo moeten we het ‘bloed’ interpreteren.
Welke tekst zou nu de meest oorspronkelijk zijn?
In ieder geval komt wat Paulus in zijn brieven hierover schrijft beter overeen met de drie verboden van de Westerse tekst. Hij sluit zich dan aan bij een vroege vorm van de Noachitische geboden, bestemd voor heidenen en godvrezenden (heidenen die sympathie hadden voor het jodendom en vrijwillig sommige geboden op zich namen). Die gelden nu ook voor heidenchristenen. Best logisch.
Maar hoe komen we dan aan die vier verboden volgens het Alexandrijns teksttype? Peter Tomson (“Als dit uit de hemel is…”, 212) oppert de mogelijkheid dat in de jaren 50, toen het Zelotisme aan belang won, ook de extremisten in de joodschristelijke kerk de wind in de zeilen kregen, waardoor de kerkleiding in Jeruzalem aan heidenchristnen een ritueel slachtgebod oplegde. Zij voerden zo een revisie uit van het apostelbesluit.
Enfin, christenen mogen dus bloedworst eten. Maar ze moeten toch oppassen. Ik herinner me een bijbelstudent die tijdens zijn preek in de samenkomst ostentatief een bloedworst zat te eten. Zijn boodschap was duidelijk. Maar kijk, er waren toch best wat kerkgangers gechoqueerd door zoveel vermetelheid. Had hij nog nooit gehoord van het apostelconvent, trouwens?

Share This