Het was een spectaculaire vondst. In het Griekse Derveni, iets ten noorden van Thessaloniki, vond men in Januari 1962 enkele graftombes, en bij een daarvan trof men op een brandstapel de resten van een papyrusrol. Het graf hoorde toe aan een welgesteld burger, uit eind 4e of begin 3e eeuw v.Chr. Daarmee is de daar aangetroffen papyrusrol een van de oudst nog bestaande boeken in Europa. De rol had eigenlijk ritueel verbrand moeten zijn, samen met de overledene. Het onderste deel van de rol was inderdaad verbrand, maar het bovenste gedeelte bleef bewaard, gecarboniseerd, en kon gedeeltelijk leesbaar worden gemaakt. Het betreft een heilige tekst die de overledene had moeten meenemen in het hiernamaals. De rol doet sterk denken aan de gouden tabletten, die ook bij graven aangetroffen werden.
We onderscheiden in de Derveni Papyrus twee delen. De eerste zes hoofdstukken geven een verklaring van rituelen, daarna volgt een filosofisch commentaar op een aan Orpheus toegeschreven gedicht, dat gezien werd als een heilige tekst. Vermoedelijk had deze papyrusrol dezelfde functie als de gouden tabletten waarover we spraken; ze zouden de overledene toegang verschaffen tot het goede deel in het dodenrijk. Men verwijst daarvoor naar een werk van Euripides, ‘Hippolytos’, waarin Hippolytos bekritiseerd wordt, hij wordt ervan beschuldigd een hypocriete aanhanger van Orpheus te zijn: “Met Orpheus als jouw heer schep je veel genoegen in het vereren van de rook van veel geschriften.” Mogelijk wordt hier gealludeerd op Orphische boeken die op grafvuren verbrand werden, zoals die te Derveni. Ook op een grafvaas uit 330-320 v.Chr. vinden we Orpheus afgebeeld met bij hem een overledene die een papyrusrol in zijn hand houdt. Onderzoekers zien hier een referentie naar het Orphische gebruik om de dode van teksten te voorzien. De auteur van de Derveni Papyrus is onbekend, maar lijkt wel een soort priester te zijn geweest. Behalve zijn uitleg op het gedicht van Orpheus, polemiseert hij met anderen die hij ervan beticht bedriegers te zijn, zij voeren de rituelen verkeerd uit.
We gaan hier niet in op het tweede deel, dat op zich wel het belangrijkste is (kolommen 7 – 26). Zoals andere uitleggers van orakels wil de auteur de ware betekenis van de heilige tekst achterhalen, via een soort allegorie. Hij beweert dat Orpheus in dit gedicht belangrijke waarheden wil doorgeven. In die uitleg wordt kosmologie verbonden met een mythologie over het leven na de dood. Daarbij wordt aandacht gegeven aan de cultus, aan initiatie, en het lot van de ziel; de Pythagorese metempsychosis wordt aangehangen. Moderne onderzoekers kunnen in de uitleg, die de auteur van de Derevi Papyrus geeft, nauwelijks een relatie met de tekst zelf ontdekken, maar dat laat zien dat het de auteur vooral zijn eigen wijsheid wil demonsteren. Zo toont de auteur vooral zijn eigen vaardigheden in het openbaren van de duistere betekenis van de tekst. De auteur pronkt met zijn superieure kennis en wil daarmee cliënten werven. Voor zijn cliënten raadpleegt hij orakels, en hij kleineert degenen die de teletai (inwijdingsrituelen) uitoefenen zonder daarbij een uitgebreide uitleg te kunnen geven zoals hij zelf wel doet. De auteur had namelijk een uitgewerkte theorie over deze zaken.
Voor ons onderzoek is het kortere, eerste gedeelte (kolommen 1 – 6) belangrijker. Daarin leren we dat mensen bovennatuurlijke wezens, daimones, krijgen toegewezen, zij zijn helpers van de goden en leven onder de aarde leven. Het valt volgens de auteur te betreuren dat zo vele mensen zich overgeven aan zonde en lusten, en geen aandacht meer hebben voor dromen en andere tekenen die wijzen op de gevaren van het leven na de dood. Zij geloven zelfs niet meer in de verschrikkingen die hen in Hades wachten.
[…] voor hen gaan we het orakelheiligdom binnen om het orakel antwoorden te vragen, of het juist is [om niet te geloven in] de verschrikkingen van Hades. Waarom geloven zij niet? Als zij de dromen niet begrijpen noch de andere dingen die zij zien, op basis van wat voor soort waarschuwing zouden ze geloven? Overweldigd door dwaling en ook door genot, leren zij niet en geloven zij niet. Ongeloof en onbegrip [zijn hetzelfde]. Want als zij niet begrijpen, noch leren [is het niet mogelijk dat zij geloven] zelfs als zij zien […] ongeloof […] verschijnt […].
Een orakel is van geen nut voor mensen die vooral in genot zijn geïnteresseerd. Zelfs de verschrikkingen die hen in Hades wachten brengen hen niet tot inkeer, ze geloven die verhalen gewoon niet. In de volgende kolom lezen we:
… gebeden en offers kalmeren de zielen, terwijl de bezwerende liederen van de magoi [magiërs] in staat zijn de daimones die hinderen te verdrijven. Hinderende daimones zijn wraakzuchtige zielen. Daarom brengen de magiërs het offer, alsof ze een boete betalen. Op de offers gieten ze water en melk, waarvan ze ook de plengoffers maken. Ontelbaar en met vele knoppen zijn de koeken die zij offeren, want ook de zielen zijn ontelbaar. Mystai [ingewijden] brengen een voorbereidend offer aan de Eumeniden op dezelfde manier als de magiërs. Want de Eumeniden zijn zielen. Vanwege deze dingen, moet iedereen die aan de goden wil offeren eerst vogelachtige […].
We vernemen dat er offers werden gebracht: plengoffers en koeken. Plengoffers, hier van water gemengd met melk, waren bestemd voor de overledenen. De koeken met vele knobbels werden traditioneel gebracht voor de chtonische goden zoals Demeter en Dionysos. Het onduidelijke ‘vogelachtige’ slaat waarschijnlijk niet op offers – Orphici brachten geen dierlijke offers – maar moet betrekking hebben op de Erinyen en Eumeniden die ‘als vogels’ zijn.
Belangrijk in deze tekst zijn ook de magiërs. Vaak wordt een onderverdeling gemaakt tussen enerzijds respectabele Perzische magiër-priesters en anderzijds charlatans. De eersten waren experten in religieuze zaken, de tweede lieten zich in met dubieuze tovenarij of zwarte magie. De Griekse historicus Herodotos beschrijft de rol van Perzische magiërs in het offeren, divinatie (interpreteren van dromen) en begrafenisrituelen. Plinius schreef in zijn Historia Naturalis dat de magie haar oorsprong vond in Perzië, bij Zoroaster. Volgens Clemens van Alexandrië gebruikt Herakleitos magos om rondzwervende rituele specialisten aan te duiden: “Tegen wie profeteert Herakleitos van Efeze? Nachtlopers, magiërs, bacchanten, maenaden, ingewijden.” Dat klinkt niet erg positief. De ‘charlatans’ worden door Plato beschreven als bedelmonniken:
Bedelmonniken en zieners lopen de deuren van de rijken plat om hun wijs te maken dat de goden hun dankzij offers en bezweringen de macht hebben gegeven om de onrechtvaardigheden die zij of hun voorouders begingen uit te wissen met pretjes en feestjes.
Ze komen met stapels boeken aan, van Mousaios en Orpheus, kinderen van de Maan en de Muzen naar zij beweren, en op grond daarvan [van die boeken] brengen zij offers.
In ‘Wetten’ wil Plato deze lieden voor de rechter slepen: Ze beweren de schimmen van de doden te kunnen oproepen en ze beloven goden te overreden, alsof ze die met offers, gebeden en bezweringen weten te betoveren.” Toch kon Plato er ook positief over spreken. Al werden allerlei tegenstanders als magoi belasterd, volgens Apuleius was dat onterecht. Hij verwees naar Plato die had uitgelegd dat magoi respectabele mannen waren die uitblonken in geleerdheid en de magische leer van Zoroaster onderwezen aan de koning. Apuleius besluit: “Jullie horen het, de kunst die jullie zo lichtvaardig bekritiseren, ligt de onsterflijke Goden na aan het hart.” Ook in Meno heeft Plato het over priesters en priesteressen die rekenschap willen geven van de dingen waar ze mee bezig zijn, al de “dichters, die allemaal onder goddelijke invloed staan.”
Sommige onderzoekers menen dat in de In de Derveni Papyri met magoi Perzische magiërs worden bedoeld. De genoemde offers doen namelijk denken aan zoroastrische offers. Volgens anderen zou het best kunnen dat de auteur van de Derveni Papyrus met ‘magiërs’ noch op Perzische priesters, noch op bedriegers doelt, maar op leiders van de groep waartoe hij behoort, en er zelf één van is. Deze magoi kunnen door hun bezwerende liederen de demonen verdrijven, demonen zijn wraakzuchtige zielen. We zagen al dat men door gezangen doden kon bezweren en oproepen. Magoi brengen daartoe ook een offer. Op dezelfde manier brengen de mystai een offer aan de Eumeniden. Daarna moet de auteur zijn eigen expertise uiteengezet hebben, die jammer genoeg verloren is gegaan. We kunnen er wel van uitgaan dat die superieur was aan die van de magoi.
Waarschijnlijk zijn deze mystai geïnitieerden in een mysteriecultus van Orpheus. De term zelf wordt in de Griekse wereld gebruikt voor ingewijden in andere mysteriën zoals de Eleusische mysteriën en die van Dionysos. Ook op sommige van de gouden tabletten vinden we de vermelding van de mystes.
Er zijn nogal wat onduidelijkheden over wat we moeten verstaan onder Erinyen, Eumeniden, demonen en zielen. Hieronder wordt een mogelijke interpretatie gegeven. In de twee eerste kolommen, die op de buitenste bladen van de papyrus staan en erg aangetast zijn door het vuur, worden de Erinyen genoemd. Het weinige dat we uit de erg fragmentarische tekst kunnen opmaken is dat ze iets te maken hebben met offers, en met muziek. Dat laatste kan duiden op hymnen of gezongen bezweringen die met het offerritueel in verband staan. We zagen in een vorig hoofdstuk dat men door bezwerende gezangen doden opriep om hen te raadplegen. Met ‘zielen’ worden vast de doden bedoeld. Misschien moeten de Erinyen met die doden geïdentificeerd worden; in het volksgeloof werden die beiden wel met elkaar vereenzelvigd. Deze zielen van doden, die ontelbaar zijn, worden door gebeden en offers zij tot rust gebracht. Eumeniden zijn bekend van de Griekse tragediedichter Aischylos, bij hem zijn dat de ‘welwillenden’, maar die zijn een eufemisme voor Erinyen, ‘wraakgodinnen’. In de Derveni Papyri moeten we de Eumeniden waarschijnlijk identificeren met de demonen. Die ‘hinderende demonen’, wraakzuchtig als ze zijn, worden door bezwerende gezangen verdreven. Hier wordt waarschijnlijk gedoeld op de riten die moeten zorgen voor een veilige doortocht van de zielen van de doden naar de onderwereld, naar het goede deel ervan. De hinderende demonen willen die doorgang verhinderen.