Het sterven zelf was volgens sommige rabbijnen een akelige belevenis: “Wanneer de ziel het lichaam verlaat, gaat haar schreeuw [van angst] van de ene kant van de wereld naar de andere.” Bij het sterven was ook de Engel de Dood betrokken. In de Bijbel komt die niet voor, het is zo te zien een rabbijnse creatie. Eén keer komt hij in het meervoud voor in Spreuken: “De woede van een koning is als de boden [Engelen] van de dood, maar een wijze man verzoent die.” In de Septuaginta is dat een enkelvoud geworden.
In de rabbijnse literatuur wordt de Engel des Doods geïdentificeerd met Sammaël, die dan weer geïdentificeerd wordt met de slang die Eva verleidde. Zo lezen we in Targoem Jonatan op Genesis dat toen Eva door de slang verleid werd om van de verboden vrucht te eten: “En de vrouw zag Sammaël, de Engel van de Dood, en zij was bang.” De naam ‘Sammaël’ is een combinatie van sam, ‘gif’ en el, ‘God’. Het gaat dan om een soort engel van God die gif brengt, gif dat doodt. In sommige manuscripten lezen we de naam Samaël (met één ‘m’), wat wordt uitgelegd als afgeleid van semol, ‘links’ – de verkeerde kant.
Deze Engel des Doods wordt beschreven als uitzonderlijk groot; hij is zo groot als van het ene eind der wereld tot het andere eind. Hij is gekleed in vuur, bestaat uit vuur, en zijn ogen zijn vuurbollen. Daar komt bij dat hij van kop tot teen vol ogen staat, iets wat bij speciale engelen nog wel voorkwam. Volgens de Targoem op Job kon Sammaël vliegen als een vogel en had hij twaalf vleugels, twee keer zoveel als een Seraf. Een bericht in de Talmoed vertelt dat de komst van de Doodsengel werd aangekondigd door het gehuil van honden. Als teken van zijn ‘taak’ droeg hij altijd een zwaard bij zich. In de Talmoed wordt ook uitgelegd wat er dan precies gebeurt:
Van de engel des doods wordt gezegd dat hij vol ogen is [hij is dus overal]. Dus wanneer een zieke op het punt staat te sterven, staat de engel des doods boven het kussen van de man, met in zijn hand een getrokken zwaard, een druppel gal hangend aan de punt. Wanneer de zieke hem ziet, beeft hij en opent zijn mond [van schrik]. Precies op dat moment laat de engel des doods de gal in zijn mond vallen en hij sterft eraan – zijn lijk begint te stinken en zijn gezicht wordt groen.
Er werd onderwezen dat men de Engel des Doods op afstand kon houden door het betonen van liefdadigheid en door Thora te studeren. Een getuigenis treffen we weer aan in de Talmoed.
Een baraita leer over Benjamin de rechtvaardige, die was aangesteld als toezichthouder over het liefdadigheidsfonds. Eens kwam er een vrouw bij hem tijdens jaren van droogte en zei tegen hem: Mijn meester, ondersteun mij. Hij zei tegen haar: Ik zweer bij de Tempeldienst dat er niets over is in het liefdadigheidsfonds. Zij zei tegen hem: Mijn meester, als u mij niet onderhoudt, zullen een vrouw en haar zeven zonen sterven. Hij stond op en ondersteunde haar met zijn eigen geld. Na enige tijd werd hij doodziek. De dienende engelen zeiden tot de Heilige, Gezegend zij Hij: Meester van het heelal, U zei dat iedereen die één leven in Israël bewaart, wordt beschouwd alsof hij een hele wereld heeft bewaard. Moet dan Benjamin de rechtvaardige, die een vrouw en haar zeven zonen redde, na deze paar jaar sterven, nog in zijn jeugd? Zij verscheurden onmiddellijk zijn vonnis. Een Wijze onderwees: Zij voegden tweeëntwintig jaar aan zijn leven toe.
Ook Thorastudie beschermde tegen de dood. Jammer genoeg kon men niet alsmaar ononderbroken bezig zijn met Thorastudie, zoals een verhaal over koning David duidelijk maakt:
Wat deed David? Elke Sabbat zat hij de hele dag te leren. Op de dag waarop de Engel des Doods zijn ziel te ruste zou leggen, stond de Engel des Doods voor hem en kon hem niet overwinnen omdat zijn mond niet rustte van studie. De Engel des Doods zei: Wat zal ik met hem doen? David had een tuin achter zijn huis; de Engel des Doods kwam, klom en schudde aan de bomen. David ging naar buiten om te kijken. Toen hij de trap opliep, brak de trap onder hem. Hij schrok en zweeg, onderbrak even zijn studie en stierf.
Niet alleen studie van de Thora beschermde tegen de Engel des Doods. Ook het eten van het hefoffer en het geven van aalmoezen zorgden daarvoor, altijd voorlopig natuurlijk. “Geef aalmoezen, zodat de toorn van de Engel des Doods van je moge afgewend worden.”
Vreemd genoeg onderhield deze Engel des Doods ook hartelijke relaties met enkele rabbijnen. Hij placht regelmatig te verschijnen aan Rabbi Chanina bar Papa, met wie hij bevriend was, en ook Rab Bayli bar Abaya kende hij goed. Misschien was het toch wat uitkijken met zo een vriend. Toen Rabba stierf zei hij tot zijn broer Rav Seoram: “Zeg tot de Engel des Doods dat hij me niet pijnigt. – Ben jij niet zijn vertrouweling? Vroeg Rab Seoram. – Ja, zei Raba, maar eens dat tegenspoed een aanvang heeft genomen ben ik weerloos.” Inderdaad, wat vermag een sterveling tegen de Engel des Doods? Een midrasj zegt: “De mens heeft geen macht over de geest (die van de Engel des Doods) zodat hij aan zijn greep zou ontkomen. Niemand kan pleiten bij de Engel des Doods: ‘Wacht op mij tot ik mijn zaken geregeld heb, ik zal mijn zoon of mijn knecht, of mijn familie offeren in mijn plaats.’” De macht van deze Engel komt mooi tot uiting in het volgende verhaal.
Het gebeurde bij Rav Beivai bar Abaye, dat hij bezocht werd door de Engel des Doods. De Engel des Doods zei tegen zijn dienstknecht: Ga en breng mij Mirjam de voedster [vlechter] van vrouwenhaar. Hij ging, maar bracht hem in plaats daarvan Mirjam, de voedster van baby’s. De Engel des Doods zei tegen hem: Ik zei dat je Mirjam, de opvoeder van vrouwenhaar, moest brengen. De dienstknecht zei tegen hem: Als dat zo is, breng haar dan weer tot leven. Hij zei tot hem: Aangezien je haar al gebracht hebt, laat haar dan meetellen [voor het aantal overledenen].
Rav Beivai vroeg de dienstknecht nog hoe hij haar had kunnen doden, gezien het eigenlijk haar tijd nog niet was. Een ongeluk met de vuuroven waarmee zij bezig was, had geholpen.