Op avontuur in het Egyptische dodenrijk

25 oktober 2023

Dit is de ware geschiedenis van Satni-Khamois en zijn begaafde zoon Senosiris. Senosiris was een bijzonder kind, op school wist hij al vlug meer dan zijn leraar en hij begon boeken over magie te lezen. Toen hij twaalf was waren allen die hem hoorden zeer verbaasd. “Er was geen Schriftgeleerde of magiër in Memfis die hem evenaarde in het lezen van boeken over magie.” Het doet natuurlijk denken aan de twaalfjarige Jezus in de tempel die ook de omstaanders verbaast, maar dan door zijn kennis van de Thora. Op een dag zagen Satmi en Senosiris een stoet voorbijtrekken: een rijke man werd begraven, luid werd over hem geweeklaagd. Ook werd een arme man begraven, opgerold in een mat, zonder dat iemand achter hem liep. Satmi wilde wel dat het hem zou vergaan als de rijke en niet als de arme, maar zijn zoon zei dat hij beter het omgekeerde kon wensen. Als het zijn vader beliefde zou hij hem laten zien hoe de zaken er voor stonden in het dodenrijk. Senosiris reciteerde enkele magische spreuken, nam zijn vader bij de hand en leidde hem naar de onderwereld. Zeven zalen doorkruisten zij. Vermeldenswaard is dat zij in de vierde zaal doden zagen die voedsel, water en brood boven zich hadden hangen, er naar reikten, terwijl anderen kuilen onder hun voeten groeven zodat ze er niet bij konden. Het was een straf die doet denken aan wat ook de Griekse Tantalus toebedeeld kreeg, die nooit zijn honger of dorst kon lessen. In de vijfde hal merkten zij dat de as van de scharnier van de deur van de hal in de rechteroogkas van de rijke man was geplaatst, die daar lag. Dit soort straffen was bekend in Egypte. Zo staan in de dorpel van een van de tempelpoorten in Hiëraconpolis figuren van mensen die met het gezicht naar beneden liggen en over wie het scharnierblad van de deur schuurt telkens de deur opengaat. De rijke leed dus vreselijke pijnen en bad en schreeuwde het uit. Zijn kwade daden waren talrijker dan zijn goede, en dit was zijn straf. In de zevende hal ontmoetten zij de god van de onderwereld Osiris, met Anubis en Thot, met voor hen een weegschaal opgesteld waarop de goede daden afgewogen tegen de boze. Zij wier zonden zwaarder wogen werden overgeleverd aan Ammoet, de ‘Dodenverslinder’, die naast de weegschaal zat. Wie Ammoet opat zou niet verder leven in het dodenrijk. Maar vlakbij Osiris zat de arme, nu gekleed in het fijne linnen van de rijke, hij was arm geweest, maar rijk aan goede daden. Nu begreep Satni waarom zijn zoon hem het lot van de arme in het dodenrijk had toegewenst.

Dit Egyptische volksverhaal werd overgeleverd in het Demotisch op de achterzijde van een Grieks document dat gedateerd is op het 7e jaar van keizer Claudius’ regering, dat is 47 n.Chr.

Share This