Hemel en hel in 1 Henoch

13 januari 2023

Het boek 1 Henoch is een verzameling van verschillende geschriften uit verschillende tijden. Eén van de priesterlijke groepen in het Jodendom – vanaf de 3e eeuw v.Chr. – vertegenwoordigde wat we kunnen noemen het ‘henoch-judaisme’. In hun midden ontstonden enkele geschriften rond de raadselachtige figuur van Henoch. De bijbel vertelt over deze patriarch: “Henoch leefde in nauwe verbondenheid met God; aan zijn leven kwam een einde doordat God hem wegnam.” Dat maakte hem tot de ideale figuur om allerlei visioenen en openbaringen aan toe te schrijven; dat konden esoterische openbaringen zijn over het wezen van het universum, alsook apocalyptische visioenen over de eindtijd – waarin men nu geloofde te leven. Deze verhalen en openbaringen van Henoch uit de laatste drie eeuwen voor onze jaartelling werden later gebundeld in wat we 1 Henoch noemen (of de ‘Ethiopische Apocalyps van Henoch’). Dit boek is oorspronkelijk in het Aramees geschreven maar is via het Grieks in het Ethiopisch tot ons gekomen. Men heeft trouwens gedeelten in het Aramees gevonden onder de Dode Zeerollen. Voor ons onderwerp zijn twee geschriften die in 1 Henoch werden opgenomen interessant. Het Boek van de Wachters (1 Henoch 1-36) uit de 3e – 2e eeuw v.Chr. verhaalt hoe de reuzen van weleer – voortgekomen uit de zondige gemeenschap van gevallen engelen met vrouwen (Genesis 6) tegen elkaar streden, hoe zij de aarde en de mensheid verwoestten. Door de zondvloed oordeelde God de verdorven aarde en haar bewoners, om met een nieuwe lei te beginnen. Een ander deel, de ‘Brief van Henoch’ (1 Henoch 91-107) moet in de laat Hasmonese tijd zijn ontstaan (142 – 63).

Het boek der Wachters

In Genesis lezen we dat de patriarch Henoch aan zijn eind kwam “doordat God hem wegnam” – hij stierf dus geen gewone dood. In de 3e eeuw v.Chr. schreef een ons onbekende Jood die zich voordeed als Henoch, wat hij zoal had geschouwd in de hemelen. Hier geven we slechts aandacht aan één wonderlijke hemelreis waarin Henoch ontdekt hoe het met de doden staat. Toen Henoch door aartsengelen werd meegenomen op een tocht door de wereld, kwam hij bij een grote berg met vier uitsparingen. De engel Rafaël legde uit dat daarin de doden wachtten op het eindoordeel. Hier wordt dus de interim-status van de mensen beschreven. Henoch vroeg uitleg en de engel gaf die.

En hij antwoordde mij: Deze drie werden gemaakt om de geesten van de doden te scheiden. Zo werd het gescheiden voor de geesten [of: zielen] van de rechtvaardigen waar er een heldere fontein van water is. En zo werd het geschapen voor de zondaars, als zij sterven en in de aarde begraven worden, en het oordeel nog niet werd voltrokken over hun leven.

Men zou wel willen dat de engel wat duidelijker was geweest, want zijn uitleg is verwarrend en moderne onderzoekers hebben zich het hoofd gebroken over hoe het dan precies zit met die drie of ook de vier uitsparingen die genoemd worden. Wie van puzzelen houdt kan daarover elders lezen. Ik bied een eenvoudige weergave. Twee plaatsen zijn voor zondaren: voor zij die tijdens hun leven nog niet veroordeeld werden, en voor zij die wel al geoordeeld werden. Twee zijn voor de rechtvaardigen: zij die op een natuurlijke wijze overleden zijn en de martelaren. De rechtvaardigen waren dus gescheiden van de onrechtvaardigen. De goddelozen wachten dan wel op het oordeel, zij proeven er toch al van. Opmerkelijk is dat de ziel nog steeds kenmerken heeft die eigenlijk bij het lichaam horen: zij kan zien, heeft lichamelijke noden (dorst), en kan pijn voelen – of blijdschap, voor de rechtvaardigen.
Daarna mag Henoch een blik werpen op de uiteindelijke plaatsen van beloning en straf: het hemelse Jeruzalem en de Gehenna. Het hemelse Jeruzalem ziet er natuurlijk prachtig uit. De rechtvaardigen zullen er eten van de boom des levens – de boom uit het paradijs – die dan in Jeruzalem zal staan. Zij zullen lichamelijk verrijzen en “zullen verheugd zijn en zich verblijden in vreugde, en zij zullen binnengaan in de heilige plaats, hun geur zal hun beenderen doordringen, een lang leven zullen zij leven op aarde, zoals uw vaderen in hun dagen.” Zij zullen dus hoge leeftijden bereiken, zoals de mensen die voor de zondvloed leefden, maar zo te zien toch geen eeuwig leven. Zo lezen we nog:

Maar de uitgekozenen zal hun zonden vergeven worden. Zij zullen vreugde en vrede en verdraagzaamheid ervaren. Zij zullen het licht zien en gered worden. Zij zullen de aarde beërven. Maar voor u zondaars is er geen redding, u zult vervloekt zijn. De uitgekozenen zullen wijsheid verwerven. Zij zullen allen leven en nooit meer zondigen. Niet vanwege goddeloosheid of vanuit trots, maar zij die wijs zijn zullen nederig zijn. Zij zullen niet langer in overtreding zijn en de rest van de dagen van hun leven zullen zij niet meer zondigen. Zij zullen niet gekweld en verontwaardigd sterven, maar het getal van hun dagen volmaken. Hun vrede zal tijdens hun leven toenemen en de jaren van vreugde zullen hen vermenigvuldigd worden. Eeuwige blijdschap en vrede zal al de dagen van hun leven hun deel zijn.

Het idee van opstanding is niet Grieks maar waarschijnlijk zoroastrisch.

Vreemd is dan dat de onrechtvaardigen wel eeuwig zullen gestraft worden. Henoch wordt gevoerd naar een plaats die ‘gezegend’ heet, maar donker en verlaten is; de ‘vurige afgrond’, het is de Gehenna. De engel Sariël legt uit: “Het verschrikkelijke ravijn is voor degenen die voor altijd [eeuwig] vervloekt zullen zijn.” Welke straffen de zondaars te wachten staat wordt niet verteld, wel dat zij zullen erkennen dat Gods oordeel rechtvaardig is.

De Brief van Henoch

Een ander boek dat is opgenomen in de verzameling die we nu kennen als 1 Henoch is de ‘Brief van Henoch (1e eeuw v.Chr.). Daar lezen we dat de rechtvaardigen in eerste instantie ook naar het dodenrijk zullen gaan:

Op het moment dat u sterft zeggen de zondaars over u: ‘De rechtvaardigen sterven net als wij, wat is het voordeel dat zij behalen uit hun daden? Zij sterven net als wij vol verdriet en donkerheid, wat hebben zij dan wat wij niet hebben? Daarom zijn wij allemaal gelijk.

Maar er volgt toch een oordeel, waarbij de zielen van de rechtvaardigen zullen leven – die van
zondaars zullen in de Sjeool (dodenrijk) blijven, die kenmerken krijgt van de Gehenna (brandend vuur):

Weet dat hun zielen klaargemaakt worden om in het dodenrijk af te dalen. Hun slechte daden zullen hen achtervolgen als de grootste kwelling. Donkerheid, gebondenheid en vurige vlammen zullen hun geest omringen tot aan het grote eeuwige oordeel over alle generaties van de wereld.

Maar wat de rechtvaardigen betreft:

Alle goedheid, vreugde en heerlijkheid is voor hen klaargemaakt. Het is opgeschreven voor hen die rechtvaardig sterven. Overvloedig veel goeds zal aan u worden gegeven als loon voor uw werken. Uw deel is ver boven het deel van al wat leeft. De geesten van hen die rechtvaardig gestorven zijn zullen zich verheugen en leven. Hun geesten zullen niet vergaan, noch hun herinnering ten aanschouwen van de Grote en Ene, generatie op generatie lang. Zij hoeven niet langer te vrezen voor smaad.

Uw namen zijn opgetekend voor de heerlijkheid van de Allergrootste. Wees hoopvol, want eerder bent u te schande gemaakt door ziekte en lijden, maar nu zult u stralen als de hemellichten. U zult stralen en gezien worden en de deuren van de hemel zullen voor u opengaan.

Anders dan in het Boek der Wachters komen de rechtvaardigen zo te zien in de hemel en lijken ze op engelen. Voor een opgestaan lichaam heeft men hier geen belangstelling. Dat is ook zo in het boek Jubileeën (2e eeuw v.Chr.). Van de rechtvaardigen wordt daar gezegd: “Hun beenderen zullen rusten in de aarde en hun geesten zullen zich zeer verheugen.”

De oorsprongen van deze nieuwe ideeën

Het Boek der Wachters biedt het vroegste getuigenis van Joodse geloof in een interim status: een plaats waar de doden wachten op het oordeel. Voor het eerst wordt een onderverdeling aangebracht in het dodenrijk. Dat oordeel is rechtvaardig en wordt toebedeeld naar het leven dat de doden geleefd hebben. Waar komt dit idee vandaan? Sommige onderzoekers vermoeden Perzische, zoroastrische invloeden. Maar anderen wijzen erop dat Palestina in de 3e eeuw v.Chr. – waarin het boek ontstaan is – cultureel sterk beïnvloed was door het hellenisme, zowel door Griekstalige immigranten die nieuwe Griekse steden stichtten in het land, als door contacten met de Griekstalige Joden in Alexandrië. De Joodse wijsheidsliteratuur uit die tijd, bijvoorbeeld het boek Prediker, vertoont invloeden van de Griekse dichters Theognis (6e eeuw v.Chr.) en Hesiodos. Sommige onderzoekers wijzen voor het Boek der Wachters op Grieks-Orphische invloeden en de eschatologische mythen van Plato. Die hebben we in vorige hoofdstukken reeds behandeld.

Ik noem nog enkele frappante overeenkomsten tussen Plato’s Phaido en het Boek der Wachters, waarop Francis Glasson heeft gewezen. Zo bijvoorbeeld in de beschrijving van bergen die boven de lucht uitrijzen. Ik laat hieronder Plato telkens volgen door het Boek der Wachters:

Ook de bergen en de gesteenten zijn er in dezelfde mate gladder, transparanter en kleurrijker. De bij ons zo geliefde stenen als kornalijn, jaspis, smaragd enzovoorts zijn er maar brokjes van. Dáár zijn ze allemaal zo, of nog mooier.

Ik liep er omheen en zag zeven verschillende en schitterende bergen. Hun stenen waren overweldigend mooi. Allemaal even overweldigend en te mooi om te beschrijven. Hun oppervlak was prachtig.

Een andere overeenkomst:

Het klimaat is daar zo gematigd dat de mensen geen last hebben van ziektes en aanzienlijk lager leven dan wij hier. […] Bovendien hebben zij heilige wouden en tempels voor de goden, die ook daadwerkelijk door de goden worden bewoond.

Er bovenop [de berg] stond een troon en om de troon heen waren geurige bomen geplant. […] In het heiligdom zullen zij binnengaan. Haar geur zal hen geheel doortrekken en zij zullen lang op aarde leven, zoals uw voorvaders geleefd hebben. In hun dagen zullen geen zorgen, moeilijkheden, plagen, straffen of rampen hen meer treffen.

Zo worden in beide werken ook allerlei prachtige bomen genoemd en is er sprake van velerlei soorten dieren. Plato en het Boek der Wachters:

Zij leidden mij naar het levende water en het vuur in het westen dat de ondergaande zon ontvangt. Ik kwam bij een vuurstroom waarin het vuur als water stroomt en die uitmondt in de grote zee in het westen.

Er zijn ook enorm grote, altijd stromende ondergrondse rivieren met warm en koud water. Veel vuur is er, grote rivieren met vuur en met water vol slib dan nu eens helderder dan weer troebeler is […].

Dat doet dan weer denken aan Vergilius’ Aeneas (1e eeuw v.Chr.) waar de zielen gereinigd worden door wind, water en ook vuur. (In de zoroastrische Avesta is vuur heilig, niet geschikt voor de hel die dus koud is). In het kende men ook beschrijvingen van een gebied, brandend met uitbundig vuur, een meer kokend met water en modder, de rivier Pyriphlegethon die brand met vurige stromen.

De hel is geen Joodse, laat staan christelijke uitvinding. Zij kwam al voor bij de Grieken.

Share This