Hemel en hel in de Sibillijnse orakels

7 juli 2023

Er bestonden ook orakelboeken, zoals de Sibillijnse orakels: een verzameling oude profetische teksten, in Griekse hexameters opgesteld. De legende verhaalt dat deze boeken door de Sibille van Cumae – een profetes die zich door Apollo liet inspireren – voor veel geld verkocht waren aan de Romeinse koning Tarquinius. Vreemd genoeg hadden hellenistische Joden hun eigen versie van Sibillijnse orakels opgesteld, al vanaf de 3e eeuw v.Chr., en laatantieke christelijke schrijvers zoals Lactantius zouden die zien als een verzameling profetieën over de christelijke God. Boek 4 van de Sibillijnse orakels, dat Joods-hellenistisch is, stamt uit de 1e eeuw n.Chr. Daarin treffen we enkele passages aan over het einde van de wereld en het oordeel dat de mensheid wacht.

Want het hele mensenras is traag van geloof. Maar als het oordeel van de wereld en van de stervelingen al gekomen is, dat God zelf zal voltrekken, goddelozen en vromen tegelijk oordelend, dan zal hij ook de goddelozen in de duisternis in vuur laten neerdalen, en dan zullen ze beseffen welke goddeloosheid ze hebben begaan. Maar de vromen zullen op de vruchtbare grond blijven, en God zal hen geest, leven en gunst schenken.

Zondaren beërven het vuur, maar rechtvaardigen zullen zo te zien op aarde vertoeven, genietend van Gods genade.

Maar als alles teruggekeerd is tot stof en as, en God het onnoemelijk vuur dat hij ontstak doet rusten, zal God zelf de beenderen en as van mensen weer samenvoegen, hij zal de stervelingen weer doen opstaan, zoals zij voorheen waren. Dan komt het oordeel dat God zelf zal voorzitten, om de wereld weer te oordelen. Zovelen gezondigd hebben in goddeloosheid, zullen overdekt worden door een hoop aarde – donkere Tartarus, en de Stygische uitsparingen van de Gehenna. Maar zovelen rechtvaardigen zullen weer leven op aarde als God hen geest en leven en gunst geeft.

Tartarus (dodenrijk) en Gehenna (hel) vloeien hier in elkaar over. De Styx (vandaar: Stygische) is in de Griekse mythologie een rivier in de onderwereld. Daar zullen de zondaars verblijven. De rechtvaardigen echter zullen lichamelijk opstaan en op aarde vertoeven. In Boek 1 van de Sibillijnse Orakels, een oorspronkelijk Joods werk met veel christelijke interpolaties, wordt de Gehenna een plaats genoemd met “vreselijk razend en onvergankelijk vuur”.

De boeken 1 en 2 van de Sibillijnse orakels zijn moeilijk te dateren, onderzoekers verschillen van mening. Zeker is wel dat ze ergens in de eerste drie eeuwen van onze jaartelling tot stand gekomen zijn. Ze zijn van oorsprong Joods maar er zijn duidelijke christelijke interpolaties. De apocalyptische gedeelten zijn echter Joods. Hier treffen we enkele huiveringwekkende beelden van de hel aan. Het apocalyptisch gedeelte begint met een oordeelsaanzegging over de wereld, in oudtestamentische stijl:
En dan zal een grote rivier van laaiend vuur uit de hemel stromen en elke plaats, land en grote oceaan en glanzende zee, meren en rivieren, bronnen en de onverbiddelijke Hades en het hemelgewelf verteren.
Een oordeel volgt en daartoe zullen de doden opstaan, Die opstanding doet denken aan Ezechiëls visioen van de dorre doodsbeenderen die met vlees bekleed worden en weer geest krijgen. Dan worden de goddelozen en vromen geoordeeld. Beide groepen zullen door een “brandende rivier en de onuitblusbare vlam” gaan. De rechtvaardigen zullen daaruit gered worden maar de zondaars zullen “vernietigd worden voor alle eeuwen, zo velen als voorheen het kwaad bewerkten,” waarna een opsomming volgt van al hun kwade daden. Met die vernietiging loopt het nog niet zo’n vaart; er komen eerst helse straffen en één daarvan is dat ze de dood waar ze zo naar verlangen niet zullen vinden – dus toch eeuwige verdoemenis? De goddelozen zullen gebracht worden …

dicht bij de pilaar, waaromheen een onsterfelijke, vurige rivier in een cirkel stroomt. Al dezen zullen de engelen van de onsterfelijke, eeuwige God van bovenaf vreselijk straffen met vlammende zwepen, nadat ze hen hebben vastgebonden met vurige kettingen en onbreekbare banden. Dan zullen ze, in het holst van de nacht, tussen vele verschrikkelijke helse beesten in Gehenna geworpen worden, waar een onmetelijke duisternis heerst. Maar als [de engelen] vele straffen hebben opgelegd aan allen wiens hart slecht was, zal daarna een vurig wiel vanuit de grote rivier hen overal hard verdrukken, omdat ze zich inlieten met kwade daden. Nu hier, dan daar, zullen ze klaaglijk jammeren, vaders en kleine kinderen, moeders en huilende kinderen aan de borst. Ze zullen niet genoeg tranen hebben, noch zal hun stem worden gehoord terwijl ze hier en daar klaaglijk jammeren, maar in nood zullen ze langdurig schreeuwen in de donkere, vochtige Tartarus. Op onheilige plaatsen zullen ze drievoudig boeten voor elke kwade daad ze hebben begaan, brandend in veel vuur. Ze zullen allen tandenknarsen, wegkwijnen van dorst en woedend geweld. Ze zullen de dood fair noemen, en de dood zal hen ontwijken. De dood of de nacht zullen hen geen rust geven.

Men zou van minder somber worden. We treffen hier het vuur van de Gehenna, met duisternis, zwepen en kettingen zoals in Aenea’s Tartarus, een vurig rad dat verplettert. Aandacht wordt ook gegeven aan het gemoed van de veroordeelden: zij huilen maar hebben niet genoeg tranen, kinderen zijn even radeloos als de ouders, niemand hoort hun gejammer, hun geschreeuw in deze klamme Tartarus. Tandengeknars, dorst en geweld doen hen verlangen naar de rust van de dood. Maar die wordt hen niet gegund. Het is natuurlijk hun eigen schuld, met al hun boze daden die ze begingen. De vromen daarentegen gaat het goed.

Maar wat de anderen betreft, zovelen zich bekommerden om rechtvaardigheid en nobele daden, en vroomheid en meest rechtvaardige gedachten, engelen zullen hen door de rivier de brandende rivier helpen en hen tot het licht en tot het leven brengen, zorgeloos. Daarin is het onsterfelijke pad van de grote God en drie bronnen van wijn, honing en melk. De aarde zal gelijkelijk aan iedereen toebehoren, onverdeeld door muren of hekken. Zij zal dan spontaan overvloedig vruchten geven. Het leven zal gemeenschappelijk zijn en rijkdom zal niet verdeeld zijn.

Vervolgens wordt een maatschappij getekend waarin iedereen gelijk is. Er zal geen handel meer gedreven worden, geen huwelijken gesloten. In de natuur zullen geen seizoen meer zijn, geen dag en nacht, het zal één lange dag zijn. Opmerkelijk tenslotte is dat als de vromen bidden voor zij die in de hel lijden, God die zal redden van “het razende vuur en het onsterfelijk geknars.” God zal die dan plaatsen bij zijn volk om daar eeuwig te leven met de onsterfelijken “in de Elyseese velden waar hij de lange golven heeft van het diepe eeuwigdurende Acherusiaanse meer.” De Elyseese velden kennen we van Homerus, in het Acherusiaanse meer mondde de rivier Acheron uit, die verbonden was met het dodenrijk. Volgens Plato werden zondaren die berouw hadden in die rivier gereinigd, we treffen die rivier ook aan in sommige manuscripten van de Apocalyps van Petrus als verwijzing naar de doop.

Share This