Hemelvaarten in Mesopotamische literatuur

22 augustus 2024

Hemelreizen die niet automatisch een vergoddelijking inhielden vinden we in oude Mesopotamische verhalen.

Etana

Volgens de quasi-historische Sumerische koningslijst was Etana koning van Kisj, een plaats in centraal Mesopotamië. Waarschijnlijk werd rond 2100 v.Chr. de mythe van Etana op schrift gesteld; er zouden later nog andere versies ontstaan. Ook in Griekse mythe van Ganymedes en in de ‘Alexander Roman’ (zie onder) treffen we het motief aan dat in de mythe van Etana aan bod komt: dat van een hemelvaart op de rug van een arend.
Etana, de koning van Kisj heeft geen zoon. Hij legt zijn probleem voor aan de god Utu. Tegelijk doet ook een arend beroep op Utu (die had zo zijn eigen problemen waarop we hier niet kunnen ingaan). Utu ziet een oplossing voor de nood van Etana in een plant die kan zorgen voor nageslacht. Alleen, die plant bevindt zich in de hemel en die is niet zomaar toegankelijk voor stervelingen. Maar het kán wel: Utu raadt Etana aan op de rug van de arend hemelwaarts te vliegen. Etana en de arend ontmoeten elkaar en besluiten hemelwaarts te vlieden. De arend spreek tot Etana:

Mijn vriend, verhef uw gelaat,
Kom en laat mij u dragen naar de hemel [van Anu].
Plaats uw borst op mijn borst,
Op mijn hand plaats uw handpalmen,
Op mijn zijde plaats uw zijde.

Aldus geschiedt, veilig verbonden met de arend vangt Etana de tocht aan.
De adelaar richt zich tot Etana:

Kijk, mijn vriend, hoe de aarde eruitziet;
Kijk naar de zee en aan haar zijde, het huis van wijsheid;
De aarde verschijnt als een berg, de zee is een poel (?) geworden.
Een tweede dubbel uur droeg hij [de adelaar] hem omhoog.
De adelaar sprak tot Etana:
Kijk, mijn vriend, hoe de aarde eruitziet;
De zee is slechts een gordel (?) om de aarde.
Een derde dubbel uur droeg hij hem omhoog.
De adelaar sprak tot Etana:
Kijk, mijn vriend, hoe de aarde eruitziet;
De zee is slechts een greppel van een tuinman.

De afstand tot de aarde beneden wordt steeds groter, de aarde lijkt steeds kleiner, en uiteindelijk bereiken zij de poort van de goden Anu, Bel en Ea. Daar rusten ze even uit. De arend wil echter nog hoger vliegen naar het gebied van de godin Isjtar. Dus de reis gaat nog verder. De aarde en de oceaan worden nog kleiner. Dan waarschuwt Etana de arend voor wat toch een onbesuisde actie lijkt, maar het is al te laat. Etana en de arend worden uit de hemelen naar beneden geworpen, zij komen weer terecht op aarde. Het verdere verloop van het verhaal is onduidelijk. Wel duidelijk is dat de hemelvaart mislukt is.

Adapa en de zuidenwind

Adapa was de eerste van de zeven wijzen van vóór de zondvloed, hij was door de god Ea gezonden om de mensheid beschaving te brengen. Van de mythe ‘Adapa en de zuidenwind’ werden fragmentarische tabletten werden gevonden in Tell el-Amarna in Egypte (15e – 14e eeuw v.Chr.) en in Assur (laat 2e millennium v.Chr.) naast nog enkele andere fragmenten. De Babylonische priester Berossus (4e eeuw v.Chr.), die in het Grieks schreef, noemde Adapa Oannes; Adapa was ook bekend als Uan.

Adapa was priester van de god Ea in diens tempel in de stad Eridu, de oudste stad van Sumer. Maar deze Adapa deed iets dat de god Anu zeer mishaagde. Toen hij ging vissen was de Zuidenwind opgestoken, nogal heftig, zodat Adapa in het water terechtkwam. De Zuidenwind “zond hem om verblijf te houden in het huis van de vissen.” Kwaad sprak Adapa tot de Zuidenwind: “’Ik zal je vleugel breken!’ Nog maar net had hij deze woorden gesproken, of de vleugel van de zuidenwind werd gebroken.” Zeven dagen lang blies de zuidenwind niet over het land. De god Anu maakte zich daar toch zorgen over en vroeg zijn vizier wat er aan de hand was. Die wist dat Adapa de vleugel van Zuidenwind had gebroken. Anu liet Adapa bij zich ontbieden, hij mocht het in de hemel gaan uitleggen. Maar voordat Adapa hemelwaarts ging, gaf de god Ea hem nog instructies.

Zij zullen je brood des doods aanbieden, eet er niet van.
Zij zullen je doodswater aanbieden, drink er niet van.
Zij zullen je een kleed aanbieden, doe dat aan.
Zij zullen je olie aanbieden: zalf jezelf.
Negeer de instructies niet die ik je gaf.
Bewaar de woorden die ik tot je sprak.

Toen Adapa dan in de hemel voor Anu verscheen, vroeg die hem waarom hij de vleugel van de Zuidenwind gebroken had. Adapa antwoordde dat hij dat uit woede gedaan had, omdat de Zuidenwind hem in het water had doen belanden, bij de vissen. Nu waren in de hemel ook de goden Dumuzi en Gizzida aanwezig. Die namen het op voor Adapa, zij boden hem een en ander aan:

Zij brachten hem het brood van (eeuwig) leven, maar hij wilde het niet eten.
Zij brachten hem het water van (eeuwig) leven, maar hij wilde het niet drinken.
Zij brachten hem een kleed, en hij deed het aan.
Zij brachten hem olie, en hij zalfde zich.
Anu bekeek hem en lachte.
Komaan Adapa, waarom at jij niet? Waarom dronk jij niet?
Wilde je dan niet onsterfelijk worden?

Wij weten niet of de god Ea Adapa bedrogen had of hem met zijn waarschuwingen inderdaad tegen gevaar wilde beschermen. Het lijkt er wel op dat Adapa zo dicht bij het eeuwige leven stond, maar het verloor. Deze hemelvaart leidde dus niet tot eeuwig leven, ook niet tot vergoddelijking.

Xisouthros

Ziusudra van Sjuruppak (c. 2900 BC) was de laatste van de Sumerische koningen vóór de zondvloed. Een Sumerisch tablet vertelt dat hij gehoord had wat de goden daaromtrent van plan waren. Hij maakte die vloed ook mee en overleefde die in een boot. Na de vloed bracht hij offers voor de goden, die hem toen “eeuwige adem” gaven; hij mocht verblijven in Dilmun, dat is hier een half mythische plek, hoewel niet de hemel. Ziusudra wordt niet echt een god, maar krijgt wel het eeuwige leven, zoals de goden.

En An en Enlil, na hem geëerd te hebben,
schonken hem het leven als van een god,
lieten hem blijvende levensadem,
als van een god, binnenstromen.

‘Xisouthros’ is de gehelleniseerde vorm van Ziusudra, zoals die bekend is uit de geschriften van Berossus, priester van de Marduk in Babel, vroege 3e eeuw v.Chr. Zijn werk Babyloniaca is verloren gegaan maar gedeelten vinden we nog bij latere schrijvers. Zo steunt de Griekse schrijver Alexander Polyhistor (1e eeuw v.Chr.) op hem voor zijn beschrijving van Mesopotamië.
Een oude legende vertelt dat Xisouthros na de zondvloed de goden eerde door offers te brengen. De manschappen die waren achtergebleven op het schip dat hen door de zondvloed had behouden, zochten hem. “Maar Xisouthros werd vanaf dat moment niet meer gezien, en toen klonk het geluid van een stem uit de hemel en zei hen dat het hun plicht was om de goden te eren en dat Xisouthros, vanwege de grote eer die hij de goden had betoond, naar de verblijfplaats van de goden was gegaan en dat zijn vrouw en dochter en de stuurman dezelfde eer hadden genoten.” Het geluid van een stem uit de hemel zullen we nog tegenkomen. Xisouthros is met zijn gezinnetje zo te zien naar de hemel gevaren.

Share This