Vooruit – dacht ik – laat ik in deze wat sombere tijden nog eens iets of facebook zetten. Ter verpozing en genieting van de welwillende lezer. Over het heidendom bijvoorbeeld, hoe dat beleefd werd.
Het heidendom van het oude Midden-Oosten was polytheïstisch. Dat betekent dat de mensen geloofden dat er een hele resem goden en godinnen bestonden. Dat waren er ontzaglijk veel. Illustratief zijn de goden- en godinnenlijsten van de Sumeriërs (midden 3e millennium v.Chr.). Het aantal van vele honderden groeide aan in de Neo-Sumerische periode tot zo’n 3600. Allemaal goden met macht. De verklaring van dit feit ligt in het concept dat de godenwereld georganiseerd was zoals de mensenwereld: zoals een aardse vorst een hele hofhouding had, zo had ook de hemelse god een schare aan goden onder zich. De aardse wereld werd dus omgezet in een hemelse wereld. Omgekeerd kreeg de wereldse vorst een speciale status omdat hij de vertegenwoordiger was van de hemelse godheid. De aarde is dus zoals de hemel, ze is verbonden met en afhankelijk van de hemel.
De lijst van goden is lang. Ik ga ze niet allemaal opnoemen, maar een greep uit de massa: er waren goden van de hemel, van de lucht, atmosfeer, vruchtbaarheid vooral, er was een zonnegod, maangod, ook godinnen van liefde, oorlogsgoden, goden die de kosmische orde bewaarden, goden van het lot, van de schepping, goden van sterren, stormgoden, weergoden, pestgoden, plaaggoden, staatsgoden, jachtgoden, goden van het licht, – goed, ik stop maar. Om niet beschuldigd te kunnen worden van onvolledigheid had men zelfs goden die geen enkele taak hadden.
Maar terug naar de band tussen hemel en aarde. In Mesopotamië had de Tigris haar model in het sterrenbeeld Anunit (deel van Pisces met deel van Andromeda), de Eufraat in dat van de Zwaluw (deel van Pisces met E Pegasi). Egyptische plaatsnamen waren ontleend aan de hemelse ‘velden’. In de Iraanse, zervanistische traditie (een afsplitsing van het zoroastrisme), had elk aards fenomeen een hemelse pendant die transcendent en onzichtbaar was. Alle religies toen geloofden dat hun heiligdommen een hemelse tegenhanger hadden. Babylonische steden hadden hun archetypen in de sterren: Sippur in het sterrenbeeld Kreeft, Nineve in de Grote Beer, Assur in Arcturus (Ossenhoeder), enz. Sanherib laat Nineve bouwen volgens “het plan vastgesteld sinds verre tijden in de configuratie van de hemel. Eén ding was duidelijk: hemel en aarde waren met elkaar verbonden.
Als boeren een nieuw stuk land in cultuur brachten, werden riten volbracht die symbolisch de acte van de Schepping herhaalden. Deden boeren immers niet hetzelfde als wat goden hadden gedaan: chaos tot kosmos omvormen? De riten die gehouden werden bij de bouw van een stad of tempel moesten vergezeld worden van een offer, zoals bij het begin van de wereld een offer had plaatsgevonden. Mensen verzonnen niet zomaar wat rituelen, ze geloofden dat die alle waren ingesteld door de goden zelf.
Ook de huwelijksriten hadden een goddelijk voorbeeld, het menselijk huwelijk imiteerde de hiërogamie, de vereniging tussen hemel en aarde. In Griekenland imiteerde het huwelijksritueel het voorbeeld van Zeus die zich verenigde met Hera. Op nieuwjaar verenigde Isjtar zich met Tammuz, en de koning herhaalde dit door zijn rituele vereniging met de godin (hij had dus seks met de priesteres) in een geheime kamer van de tempel, op het bruidsbed van de godin. Deze goddelijke eenmaking verzekerde de aarde vruchtbaarheid. De wereld regenereerde zich telkens de hiërogamie geïmiteerd werd, telkens de huwelijksvereniging plaatsvond. Een object of handeling werd reëel in de mate waarin het een archetype imiteerde of herhaalde. Al wat geen archetype had, stelde niets voor, had geen betekenis.
Er waren ook mythen over de strijd tussen de held en de (vaak) driekoppige draak of zeemonster. Waar deze mythe nog bekendheid genoot beschouwden de grote heersers zich als imitators van de primordiale held: Darius zag zich als de nieuwe Thraetaona, een mythische Iraanse held die een driekoppig monster had verslagen. Deze gebeurtenis was in feite een re-actualisatie van een mythe. De tegenstanders van de Farao werden beschouwd als ‘zonen van wolven, honden,‘ enz. In het Boek van Apophis worden de vijanden die de Farao verslaat geïdentificeerd met de draak Apophis, en de Farao met de god Re, overwinnaar van de draak. Heersers waren als goden.
En zo, op veelvuldige wijze, vielen in de oude oosterse wereld de goddelijke hemel samen met de aarde, met natuur én cultuur. Dan, uit het niets lijkt het wel, staat een volk op dat die vanzelfsprekende verbondenheid van mens met natuur tegenspreekt. De onkritische aanvaarding en beleving van het voorhandene wordt bekritiseerd.
Israël, want daar hebben we het over, is ontstaan in die heidense wereld. Terwijl de aarde voor heidenen een religieus oergegeven is (haar krachten wekken was een religieuze zaak), zegt Israël dat de aarde door de ene God gemaakt is, en zomaar gegeven wordt aan de mens die de aarde moet bewerken en onderhouden. De bovengenoemde mythen rond het seksuele, vinden we niet terug in Israël: Jahwe staat boven de polariteit der geslachten. Het geslachtelijke kan dus niet goddelijk zijn. Het hoort bij het geschapene. De bijbelschrijvers ontgoddelijken de aarde, ontgoddelijken ook de hemel boven ons. Heidenen gewaagden van de tijdloze mythen waarin goden en mensen op elkaar vanaf de oertijd op elkaar betrokken waren. De bijbelschrijvers beschrijven de historische confrontatie van de mens met zijn God, in een ontgoddelijkte wereld.