Er waren geruchten dat Iamblichos zich tijdens het bidden tot de goden wel eens van de grond verhief, waarbij zijn kleding een mooie gouden glans kreeg. Ook zou hij bij iemand twee boze geesten hebben uitgedreven. Kenmerkend voor deze neoplatonist was dat hij het traditionele geloof in goden en religieuze praktijken als astrologie en magie integreerde met platoonse filosofie. Deze Iamblichos van Chalcis (ca. 245-325) was een leerling van Porphyrios. Hij was een Syriër die in het Grieks schreef en hoofd werd van de platoonse school in Apamea in Syrië. In zijn laatste jaren maakte hij nog mee dat keizer Constantijn het christendom officieel erkende; wat hij niet meer mocht meemaken was dat de van het christendom ‘afvallige’ keizer Julianus erg enthousiast was over zijn filosofische inzichten.
Damascius (ca. 462 – ca. 550), de zogenaamde ‘laatste neoplatonist’, getuigt van een onderscheid dat men wel maakte in de platoonse traditie: “Sommigen, zoals Plotinos, Porphyrios en vele anderen eren de filosofie meer, terwijl Iamblichos, Syrianos, Proclos en de theürgen meer eer geven aan de hiëratische kunst.” Voor deze laatsten was theürgie geen concessie aan minder ontwikkelden, zoals Porphyrios meende (en die volgens hem slechts beperkt resultaat gaf), het was het resultaat van een dieper inzicht in de mysteriën van de Ene. Theürgie was volgens Iamblichos onontbeerlijk, en daarvoor kunnen twee redenen genoemd worden.
Ten eerste was et universum van Iamblichos een stuk ingewikkelder dan dat van Plotinos. Die had het eenvoudig gehouden met zijn drie of vier hiërarchieën: de Ene, de nous, psyche en natuur. Maar Iamblichos postuleerde binnen de Ene al drie niveaus, en ook binnen de nous en de psyche duidde hij verschillende niveaus, voordat we bij de Natuur eindigen. We hoeven die hier niet allemaal uit te leggen, duidelijk is dat de afstand tussen de mens en de Ene een heel stuk groter wordt, er zijn veel meer verschillende trappen die de mens moet nemen naar de hoogste hemel. Het universum is wel erg groot geworden en het is dan ook heel begrijpelijk dat de mens, die uit zichzelf niet sterk genoeg is, de hulp nodig heeft van de goden om op te stijgen naar het hogere. Plato had in Timaeos al uitgelegd dat de Demiurg, de scheppergod, eerst de wereldziel had geformeerd uit een speciaal mengsel, en met het restant daarvan de zielen van mensen had gemaakt, hoewel, minder zuiver. Voor Iamblichos betekende dat dat de mensen onvolmaakt waren. Die ziel was dan nog eens ingekapseld in een lichaam en het gevolg daarvan was natuurlijk dat de ziel die zich naar het hogere richtte, al gauw weer naar beneden gleed. Alleen hulp van bovenaf kon uitkomst bieden.
Ten tweede. Plotinos en Porphyrios meenden dan wel dat als de ziel neerdaalde in het lichaam, het hogere deel van de ziel, het ‘Intellect’, achterbleef in de goddelijke wereld der Ideeën, Iamblichos wist zijn voorgangers dwaalden, en dat de ziel bij de geboorte van de mens in haar geheel afgedaalde, weg uit de goddelijke wereld. Daarnaar terugkeren werd dan lastiger, door deugd te betrachten en te filosoferen kwam je er niet, de mens had hulp van de goden nodig. Gelukkig hadden die nuttige rituelen aangereikt waardoor de mens goddelijke krachten kon opwekken, door dewelke de mens weer opwaarts naar de hemel kon stijgen: de theürgie. Anders dan Porphyrios was Iamblichos bepaald enthousiast over die theürgie. Theourgia was volgens hem theoon erga: de ‘werken van de goden’. Fysieke handelingen met fysieke objecten waren onontbeerlijk voor de redding van de ziel. Het was een soort heidense sacramentele theologie. Vandaar dat Iamblichos zo geboeid was door de oude Egyptische godsdiensten. Als hij schrijft over de ‘Mysteriën van de Egyptenaren’ (De Mysteriis) kruipt hij zelfs in de huid van een Egyptisch priester met de naam Abammon, het is een werk waarin hij de kritieken van Porphyrios op theürgie weerleg. Voor Porphyrios had theürgie toch een ietwat sinister kantje, zoals ook de moderne mens van na de Verlichting vindt, maar Iamblichos wist dat theürgie de ziel een direct contact gaf met de Ene, iets waartoe loutere filosofie niet in staat was. In zijn werk ‘Over de mysteriën’ schrijft hij:
Intellectueel begrip verbindt theürgen niet met goddelijke wezens, want wat zou degenen die theoretisch filosoferen ervan weerhouden theürgische eenheid met de goden te hebben? Maar zo is het niet; het is veeleer de volmaakte uitvoering van onuitsprekelijke handelingen, die religieus uitgevoerd worden en boven alle begrip verheven zijn, en het is de macht onuitsprekelijke symbolen die alleen begrepen worden door de goden, die de theürgische vereniging tot stand brengt. We verrichten deze handelingen dus niet intellectueel; want dan zou hun werkzaamheid intellectueel zijn en van ons afhangen, wat geen van beide waar is. In feite verrichten deze symbolen uit zichzelf hun eigen werk, zonder dat wij erover nadenken; en de onuitsprekelijke kracht van de goden tot wie deze symbolen ons verheffen, herkent uit zichzelf zijn eigen beelden. Het wordt hier niet toe gewekt door ons denken.
Het doet natuurlijk sterk denken aan de christelijke sacramenten die ook ex opere operato werken (‘uit de kracht van eigen werkdadigheid’).
“Om te beginnen, het is niet waar dat de goden alleen in de hemelen vertoeven, want alle dingen zijn vol van de goden”, had Iamblichos beweerd. De hele wereld was vol van de goddelijke energeia, de goden waren immaterieel aanwezig in de materie. Omdat materie uiteindelijk ook een laatste uitvloeiing was van het goddelijke Ene, kon het niet slecht zijn, zoals de gnostici met hun dualisme tussen geest en materie beweerden. In de materie waren tekenen of symbolen van de goden aanwezig. Achterliggende gedachte was dat alles – het materiële en het niet-materiële – met elkaar in verbinding stond door een kosmische sympatheia. Richtte de zonnebloem zich niet naar de zon? Werden eb en vloed niet beïnvloed door de stand van de maan? Het aardse stond duidelijk in verbinding met het hemelse. In Iamblichos’ woorden:
Vermits het noodzakelijk was dat aardse dingen niet beroofd waren van hun aandeel in het goddelijke, ontving de aarde een zeker goddelijk deel dat in staat was de goden te ontvangen. De kunst van theürgie daarom, erkent dit principe. Ze heeft voor elk van de goden de gepaste vorm als vat: stenen, kruiden, dieren, geurstoffen en andere heilige, volmaakte en godgelijke objecten. Dan, uit al deze vervaardigt het een perfecte en pure vorm.
Veel platonisten, onder wie Porphyrios, vonden materie iets kwaads, of op zijn minste verdacht, maar voor Iamblichos had materie een aandeel in het goddelijke. In die ‘pure vorm’ kon het goddelijke, de goddelijke energie, ontvangen worden. Verschillende objecten – symbolen – hadden een connectie met verschillende goden. Het was zaak de juiste vorm of symbool te vinden – Iamblichos noemt elders nog “kiezelstenen, staven, stukken hout, stenen, koren of tarwe,” en andere, voor de specifieke godheid die je wilde bereiken of wiens heil je wenste te ontvangen. Daarom bleef het ritueel plaatsen van stenen en kruiden belangrijk. Maar ook bepaalde woorden, een gezang of ander ritueel kon zo’n symbool zijn, met name niet-Griekse ‘onkenbare, onuitsprekelijke namen’, zonder duidelijke betekenis – uitgesproken of neergeschreven, werkten erg goed; het waren immers de geheime namen van goden die dezen zelf geopenbaard hadden en werkten op een boven-rationeel, goddelijk niveau van realiteit. Uiteraard waren godenbeelden, waar de goden middels theürgie waren ingetrokken, belangrijke plaatsen, evenals hun tempels. En tenslotte konden ook mensen een ‘plaats’ worden voor indaling van goden, als ze maar reine zielen waren met een pure geest en een rationele ziel, die filosofisch geoefend was. Hoe reiner de geest, hoe hoger goedheid erin kon neerdalen. Vandaar dat Iamblichos allerlei heiligdommen bezocht in Egypte en Klein-Azië. Voor Plotinos hoefde dat niet; toen iemand hem vroeg mee te gaan naar een ritueel feest bij een tempel, zei Plotinos over de goden: “Zij moeten maar bij mij komen en ik niet bij hen.” Als Plotinos wilde, kon hij de goden ontmoeten waar hij ook was.
Hoe het opstijgen naar de Ene praktisch in zijn werk ging, bekijken we volgende keer.