Iamblichos over het opstijgen naar de Ene (2)

5 januari 2024

Hoe ging dat dan, via theürgie opstijgen naar de Ene? Elke ziel was verbonden met een hoofdgod (zoals Zeus bijvoorbeeld) door een keten van mindere goden: er ware vooreerst de belangrijkste, onzichtbare goden, dan zichtbare goden (planeten en sterren), vervolgens: aartsengelen, engelen, demonen, helden, en tenslotte gezuiverde menselijke zielen. Via die keten was de ziel ooit afgedaald tot in een lichaam, via die keten zou de ziel weer opstijgen. Die drie laatste categorieën van goddelijke wezens konden naar de mens afdalen om hem te helpen. Aan hen moest dus eerst geofferd worden. Porphyrios kon dan wel spottend opmerken dat de rook van de offers niet hoger steeg dan een aantal meter, laat staan dat ze de goden in de kosmos bereikten. Omdat Porphyrius er duidelijk niets van begreep legde Iamblichos het nog eens uit. De goden waren niet in offers geïnteresseerd om het materiële aspect ervan, de offers hadden een speciale associatie, sympatheia, met de goden, zij hadden een functie in de opstijging van de ziel. Men hoefde maar te denken aan divinatie. Daarvoor gebruikte men ook offers, maar de tekenen die dan gelezen konden worden kwamen wel degelijk van de goden. (Zo werden bij ingewandlezeing door goden tekenen ingebracht in de lever van offerdieren).

De grotere goden konden niet naar de mens afdalen, maar ze konden die wel helpen door ‘goddelijke verlichting’ te geven. Divinatie vond plaats doordat de goden van bovenaf hun goddelijk licht schijnen op het ‘voertuig van de ziel’. Dit etherische voertuig, dat een medium was voor menselijke verbeelding, werd dan beschreven met goddelijke beelden. Bij divinatie waren dat beelden van toekomstige dingen.
Dit principe van goddelijke verlichting was ook belangrijk bij theürgische rituelen. De offers van dieren of planten die men aan de goden bracht, werden ook door de goden verlicht. De keten die bestond tussen de hoogste goden en de mens, werden zo uitgebreid tot een keten tussen die goden en het offer. Hetzelfde gold voor andere voorwerpen die geconsacreerd werden, zoals de reeds genoemde “kiezelstenen, staven, stukken hout, stenen, koren of tarwe.” Ook mensen met een zwakke geest of beperkt verstand konden, omdat hun rationele ziel niet werkte en dus niet hinderde, door de goden verlicht worden en zo van nut zijn voor de theürg. Voorwerpen, offers, mensen met een simpele geest hadden voor op ‘gewone’ mensen dat ze ontvankelijk waren voor goddelijke verlichting. Het probleem van de ‘gewone mens’ was dat hij door zijn rationele ziel de verlichting vaak vertroebelde. Verlichting op zich volstond namelijk niet, er moest ook ontvankelijkheid zijn. Een priester nu kon zich daarop toeleggen door te vasten, door zich in een heiligdom af te zonderen van de drukte der massa. Er kwam ook kennis bij kijken. Want een steen kon wel verlicht worden, je moest die verlichte steen ook nog kunnen gebruiken. Hier bleek het belang van de priester, de specialist, de theürg. Om een verlichte steen te kunnen gebruiken moest ook de theürg verlicht zijn. Er bestonden ook slecht getrainde theürgen, die door luiheid nauwelijks filosofisch inzicht hadden verworven, of bedriegers die slechts in staat waren een zwakke illusoire verschijningen op te roepen, die de kwade demonen dan konden manipuleren, demonen die niet in de keten tussen de mens en zijn goden stonden en die de boel verwarden.

Als het om zijn eigen ziel gaat, moet de theürg zowel de verlichting van de goden kunnen ontvangen in zijn ‘voertuig van de ziel’ – dat immers het medium was voor menselijke verbeelding, als ook met zijn rationele ziel zelfbewust blijven om te beseffen wat er gebeurt en er daarna nog iets aan heeft. Wat moeilijk legt Iamblichos uit:

De aandacht en het rationele functioneren van de ziel volgen wat er gebeurt, omdat het goddelijke licht hen niet raakt. Maar het verbeeldingsvermogen is begeesterd omdat het, vermits het alert is op dit soort beelden, niet uit zichzelf maar uit de goden wordt opgewekt, omdat de gebruikelijke menselijke activiteit volledig is onderdruk
t.

Het is natuurlijk niet zo simpel om tegelijk ontvankelijk (passief) te zijn én oplettend (actief) op wat er gebeurt. De verlichting door de goden beïnvloeden alleen het ‘voertuig van de ziel’, niet de rationele ziel, maar die laatst moet wel wakker zijn en opletten. Dat vraagt een ernstige filosofische en mentale training.

Nu praktisch, voor zover dat mogelijk is – bij elke hierna volgende zin kan men zich weer afvragen hoe dát dan precies gebeurde, ik heb er geen antwoord op. Ik volg hier bijna woordelijk de uitleg die John Finamore geeft. De opstijging van de ziel wordt veroorzaakt door de goddelijke verlichting: de etherische, goddelijke stralen bestralen het ‘voertuig van de ziel’, waarbinnen de rationele ziel huist. De ziel met het voertuig wordt dan door deze stralen opwaarts getrokken. Stralen die uitgaan van een (goede) demon, brengen het voertuig naar het voertuig van die demon; stralen die uitgaan van een engel, brengen het voertuig naar het voertuig van die engel; stralen die uitgaan van een planeetgod, brengen het voertuig naar het etherisch lichaam van die god. Stralen die uitgaan van nog hogere goden brengen de ziel met het etherisch voertuig eerst tot een mindere godheid, waar de ziel haar voertuig achterlaat en verder opstijgt als pure rationele ziel. Het voertuig wacht beneden op de terugkeer van de ziel. Zo kunnen zielen doorheen de keten van steeds belangrijker goden omhoog stijgen. Het soort ritueel dat daarbij nodig is hangt af van de godheid aan wie geofferd wordt. In ieder geval smaakt de opgestegen ziel de heerlijkheid van de godheid tot wie ze opgestegen is, om haar eenheid met die godheid te vieren.

Het doel van theürgie was dus, onder andere, het opstijgen van de ziel naar de Ene. Makkelijk was dat allemaal niet, vond behalve Porphyrios ook Iamblichos, en de lezer zal het met hen eens zijn. Iamblichus deelt mee dat verbinding met de goden slechts in een gevorderd stadium mogelijk was, en alleen bij enkele individuen daadwerkelijk plaatsvond.

Share This