Necromantie in de oudheid: Kinderen als medium

11 mei 2023

Een nogal luguber aspect van necromantie was het gebruik van jongetjes, tieners. Er was een wat onschuldiger variant waarbij een levende jongen als medium gebruikt werd. Voorwaarde was dat hij geen seks met een vrouw had gehad. Hij werden gehypnotiseerd door hem te doen staren naar de glinsterende patronen in vloeistoffen, of in spiegels, of in vlammen, terwijl de magiër bezweringen over zijn hoofd uitsprak. Zo raakte de jongen in trance. In de Griekse Magische Papyri vinden we volgend voorschrift: “Divinatie door middel van een jongen: Nadat je [hem] op de grond hebt gelegd, spreek, en een donkergekleurde jongen zal aan hem verschijnen.” Waarna een bezweringsformule volgt. Waarschijnlijk is de donkergekleurde jongen een geest. Een andere spreuk vermeldt: “De jongen moet onbedorven, puur zijn.” Ook de neopythagoreeër Apuleius legde uit dat zulke jongens aan een aantal voorwaarden moesten voldoen. “Hij moet mooi zijn, gezond, intelligent en welbespraakt. Dan komt de goddelijke macht als het ware in een goed huis en vindt hij er een waardig onderkomen, als het tenminste zo is dat hij in het lichaam van de jongen binnengaat.” Want Apuleius vraagt zich af of hij wel geloof mag schenken aan zulke verhalen. Eigenlijk moet zo’n jongen voldoen aan de smaak van pederasten. Apuleius werd trouwens aangeklaagd waarbij zijn liefdesgedichten voor jongens een ‘bewijs’ zouden vormen voor zijn magische praktijken. Apuleius verdedigde zich: “Wat heeft het eigenlijk met magische praktijken van doen dat ik een lofdicht heb geschreven op de slaafjes van mijn vriend Scribonius laetus? Ben ik soms een magiër omdat ik een dichter ben?” En over zijn aanklagers: “Om meer aan te sluiten bij de gangbare denkbeelden en ideeën, fantaseerden ze dat een jongen door mij met een magische formule was betoverd, zonder pottekijkers erbij, op een geheime plaats, met een klein altaar, een lampje, en een paar medeplichtigen als getuigen. Op de plek waar de jongen was betoverd zou hij in elkaar zijn gestort, en later in trance weer zijn opgestaan. […] Om het verhaal compleet te maken hadden ze namelijk moeten toevoegen dat die jongen een hoop voorspellingen had gedaan. Dat is toch waar magische formules goed voor heten te zijn: voor voorspellingen en waarzeggingen. […] Als dat zo is, noemen jullie me dan eens de naam van die gezonde, sterke, slimme, knappe jongen die ik het waard geacht heb om te initiëren door een toverspreuk.”

Een kwalijker vorm van necromantie gebeurde door ingewandlezing van een geofferd jongetje. Zo werd naar verluid Apollonios van Tyana ervan beschuldigd de ingewanden van jongens te raadplegen met het oog op een aanslag op de regering van keizer Domitianus. Zijn biografie is echter meer literair dan historisch waardevol. Demetrios waarschuwde Apollonios: “Want hij [Domitianus] beweert dat zij betrapt zijn bij het voorbereiden van een aanslag op zijn regering, en dat jij hen daartoe hebt aangezet door een jongen te slachten. […] Ze zeggen dat je een jongen hebt geofferd voor de voorspelling die de jeugdige ingewanden laten zien.” Apuleios verdedigde zich door erop te wijzen dat hij als pythagoreeër geen dieren slacht en offert, dus zeker ook geen mens, hij heeft de jongen niet geslacht, heeft zijn handen niet in zijn bloed gedoopt en heeft de goden niet aangeroepen. Daar kwam bij dat ingewanden van dieren, die zich anders dan mensen er niet van bewust waren dat ze zouden geofferd worden, de toekomst zuiverder konden voorspellen – volgens Porphyrius was het net omgekeerd. Juvenalis spot dan weer met zij die de ingewanden lezen van een duif, kip, hond of zelfs van kinderen. De Thessaalse tovenares Enrichtho, die we al ontmoetten, rukte foetussen uit zwangere vrouwen om die op altaren aan te bieden aan wrede geesten: “Door een snee in de buik wordt een foetus naar buiten getrokken – niet de natuurlijke weg -, een brandoffer voor de altaren.” Ook offerde zij hoofden en ingewanden van baby’s aan de goden van de onderwereld: ”Zowaar ik het hoofdje en ingewanden van levende foetussen neergelegd heb op uw schalen, verhoort mijn gebeden.” .

Dat is allemaal literatuur. Maar het schijnt ook echt voorgekomen te zijn. In ieder geval beschuldigde de Romeinse redenaar Cicero in de 1e eeuw v.Chr. de politicus Vatinius van dergelijke praktijken.

En aangezien het begin van alle grote dingen voortkomt van de goden, zou ik willen dat je me antwoordt, jij die jezelf een Pythagoreeër pleegt te noemen en de naam van een zeer geleerd man aanwendt als een scherm om je eigen woeste en barbaarse gewoonten te verbeiden. Welk een verdorvenheid van intellect bezielde je, welke buitensporige razernij maakte zich van je meester, toen je aan je ongehoorde en goddeloze offers was begonnen, gewend als je bent om te pogen de geesten van schimmen hieronder op te roepen, en om de Manes [geesten] te sussen met de ingewanden van vermoorde jongens […]?

Aelius Lampridius (4e eeuw n.Chr.), een Romeins historicus en een van de scriptores van de Historiae Augustae, bericht over de waanzinnige keizer Elagabalus (r. 218-222):

Elagabalus offerde ook menselijke slachtoffers. Voor dit doel verzamelde hij uit heel Italië kinderen van adellijke afkomst en met een mooi uiterlijk, wier vaders en moeders nog in leven waren, met de bedoeling, veronderstel ik, dat het verdriet, als het door twee ouders zou worden geleden, nog groter zou zijn.

Christenen veroordeelden dergelijke praktijken scherp. Eusebius schrijft in zijn Kerkgeschiedenis over keizer Maxentius (r. 306-312):

Als een soort kroon op zijn misdaden begon de tiran zich bezig te houden met de tovenarij; met de bedoeling magie te bedrijven liet hij soms zwangere vrouwen opensnijden, dan weer onderzocht hij de ingewanden van pasgeboren babies […].

Justinus Martyr schreef in de 2e eeuw over de zekerheid dat de ziel na de dood voortleefde, en verwees daarbij zelfs naar heidense praktijken:

Want het vragen van voorspellingen aan gestorvenen, het inspecteren van de ingewanden van onschuldige kinderen, het oproepen van mensenzielen, de “dromenzenders” en “bijzitters”, zoals de magiërs hen noemen, en de praktijken van de experts op dat gebied moeten u ervan overtuigen, dat de zielen ook na de dood aan gewaarwordingen onderhevig zijn.

Bartelink legt uit dat ‘dromenzenders’ geest zijn die, bezworen door magiërs, voorspellende dromen gaven, terwijl ‘bijzitters’ demonen zijn die de mens beschermt tegen onheil.

Een werkelijk heel vreemde zaak was dat er ook hoofden, afgesneden van hun lichaam, begonnen te profeteren. Dat is voor volgende keer.

Share This