De Sofist Philostratos (170-247) vertelt in zijn Heroïkos, ‘Over helden’, dat nadat de meneaden Orpheus in stukken hadden verscheurd, slechts zijn hoofd achterbleef. Het “zat daar in een kloof op Lesbos en profeteerde in de holle aarde,” vertelt hij, en voegt eraan toe dat zowel de lesbiennes als andere inwoners daar om orakels kwamen vragen, zelfs: “zijn hoofd zong vele profetieën voor de Perzische koning en er wordt gezegd dat van daaruit een orakel werd gegeven aan Cyrus de oudste: ‘Wat van mij is, Cyrus, is van jou.’” In een ander werk vertelt Philostratos dat Appolonius het orakel bezocht, het hoofd van Orpheus. Een ander bericht gaat over koning Kleomenos I van Sparta (519-487 v.Chr.). Die had voordat hij de troon besteeg zijn vriend Archonides gezworen dat hij hem zou betrekken in al zijn beslissingen. Eens hij koning was sneed hij Archonides’ hoofd af en bewaarde het in een vat met honing. En telkens voordat hij een taak aanvatte overlegde hij met het hoofd.
Phlegon van Tralles had het in zijn Mirabilia over de geboorte van een hermaphrodiet, een kwalijk voorteken en sommigen wilden het kind doden om zo ook het onheil af te wenden. Tot ontzetting van de burgers verscheen toen plots de schim van Polycritus, de reeds overleden vader van het wonderkind, die gehuld in zwarte kleren maande tot kalmte; hij riep hen op niet verontrust te raken over zijn verschijning als spook, maar hij had wel een dringende bede: of men het kind vooral aan hem wilden teruggeven. Polycritus vroeg dat zij het kind in ‘een plechtig zwijgen’ aan hem zouden overhandigen. Maar toen hij zag dat ze hem niet ter wille waren, sprak hij hen opnieuw toe; ze moesten hem dan maar niet de schuld geven van het donkere lot dat hen ten verderve zou voeren. Dan volgt een nogal akelig gedeelte:
De menigte drong naar voren en stond op het punt het gedrochtje weg te halen, maar hij greep het kind beet en, terwijl hij de meesten van hen met geweld op afstand hield, reet hij het in stukken en at het op. Ze begonnen te krijsen en stenen naar hem te gooien om hem weg te jagen, maar hij werd door de stenen niet geraakt en verslond het hele lichaam van het kind, behalve het hoofd, en was toen plotseling verdwenen.
Het wonderlijk echter was dat “het hoofd van het kind dat op de grond lag begon te praten en verkondigde hun in een orakelspreuk wat er zou gebeuren.” Het kwam erop neer dat “Reeds stromen over uwe hoofden bloederige druppels, de nacht bedekt al alles, zwart betrekt de hemel al, weldra heeft zich de duistere Hades over ‘t hele aardrijk uitgebreid. Verweesd zal ieder huis ter aarde storten.” Het jaar daarop brak inderdaad een burgeroorlog uit tussen de Aetoliërs en de Acarnaniërs, wat veel ellende en verwoesting bracht voor beide partijen.
Het bovengenoemde verhaal van de gesneuvelde Bouplagus die uit de dood opstond – ook verteld door Phlegon – heeft een vervolg. Een Romeinse aanvoerder Publius raakte in geestvervoering en sprak vele profetieën uit. Zijn laatste betrof de komst van een wolf die hem zou verscheuren: “Het is mijn lot, Romeinen en andere soldaten, om vandaag te sterven en door een reusachtige roodbruine wolf te worden opgegeten.” Hij raadde hen aan om de wolf niets in de weg te leggen, dat zou niet verstandig zijn.
De menigte voerde de opdracht uit en niet lang daarna verscheen de wolf. Toen Publius hem zag klom hij uit de boom en ging op zijn rug liggen. De wolf reet hem aan stukken en verslond hem terwijl allen het zagen. Toen hij zijn lichaam behalve het hoofd naar binnen had gewerkt ging hij de bergen in. Terwijl de menigte ernaartoe liep en de resten wilde oppakken om hem op ordentelijke wijze te begraven riep het hoofd dat op de grond lag de volgende verzen:
Nee, raak mijn hoofd niet aan, want het is niet geoorloofd
aan mensen in wier hart Athena wilde woede heeft geplant,
een goddelijke hoofd aan te raken. Houd dus op
en luister naar de profetie waarin ik jou de waarheid zeggen zal.
Naar dit land zal een grote, machtige Ares komen
die een bewapend volk de duisternis van Hades in zal sturen,
die stenen torens en ook lange muren zal verwoesten
die onze rijkdom, onze kindertjes en vrouwen grijpen zal
en over zee naar Azië weg zal voeren […].
Hoofden die spraken, dat was werkelijk een groot wonder. Natuurlijk, het waren allemaal slechts verhalen die circuleerden, het was literatuur. Aristoteles geloofde er niet in: “spreken is onmogelijk als de luchtpijp is afgesneden,” beweerde hij en hij noemt een rechtszaak waarbij men het hoofd van een vermoorde priester zou horen zeggen hebben wie zijn moordenaar was, die man werd opgepakt en voor het gerecht gesleept. Aristoteles mocht dan zo zijn twijfels hebben, toch beproefden sommigen of het niet ook echt kon werken, zoals de Egyptische Magische Papyri aantonen. Die bevatten een vijftal voorschriften voor het raadplegen van schedels – een gebruik dat ook in Mesopotamië bekend was zoals we al zagen. De betreffende papyrus stamt uit de 4e eeuw maar de inhoud ervan zou teruggaan op de 2e eeuw n.Chr. Ik geef een enkel voorbeeld.
Het gaat om een ‘vervloeking van aantrekking’ van Pitys (een Thessaalse koning) die zou moeten werken bij elke schedel. Er dient een gebed gericht te worden aan de god Helios. De bidder moet zich naar het oosten richten en een gebed uitspreken, dat tevens een bezwering is – tussen gebeden en bezweringen maakte men niet echt onderscheid. Men diende te bidden over de schedel van “de geest van deze man die een gewelddadige dood stierf, van wiens tent ik dit vasthoud, zodat ik hem bij mijn [NN] kan houden als helper en wreker voor welke taak ik hem ook wens.” Dan volgt een lang gebed tot Helios waarin de godheid geprezen wordt, en hem gesmeekt wordt af te dalen naar de diepten van de aarde, naar de regionen van de doden, en de dode wiens schedel de bidder bezit te bevelen hem alles te vertellen wat hij wil. Omdat men beducht was dat een valse boze geest leugens zou komen vertellen, of dat de dode zelf humeurig zou kunnen reageren op de oproeping, dekt de bidder zich in: “En laat hij mij de volle waarheid vertellen. Laat hem zachtaardig en goedgunstig zijn, laat hij geen gedachten denken die tegen mij zijn.” Vervolgens roept hij de geheime naam van Helios aan – hij heeft daardoor macht over de godheid: “Want ik roep u aan met uw viervoudige naam CHTHETHO NI LAILAM IAO ZOUCHE PIPTOË.” Ook de god Horus wordt met zijn geheime naam aangeroepen, die wordt hier geïdentificeerd met Helios. Na het gebed te hebben uitgesproken dient de bidder speciale kruiden te verbranden en huiswaarts te keren. Tenslotte moet de bidder zijn vragen opschrijven op bladen, van links te beginnen, met mirre. Dan moet hij een krans aandoen. Op de schedel moeten dezelfde vragen geschreven worden, vergezeld van een hele reeks magische woorden (voces magicae), waarbij je mag hopen dat de schedel daarvoor voldoende ruimte biedt. De inkt waarmee hierop geschreven wordt moet het bloed van een slang zijn en roet van een goudsmederij. Als dat alles volbracht is mag men uitzien naar een eerlijk antwoord op de gestelde vragen.