“Voorzeker, Ik zal vergelding eisen voor uw bloed, voor uw levens. Van de hand van alle dieren zal Ik vergelding eisen; ook van de hand van de mens, van de hand van ieders broeder, zal Ik vergelding eisen voor het leven van de mens.”
Zo haalt een Midrasj een gedeelte aan uit Genesis, en voegt daaraan toe: “’Maar [Ik zal vergelding eisen voor uw bloed]’ – ook van iemand die zichzelf wurgt.” Uit de Thora wordt hier afgeleid dat God
vergelding zal eisen voor het bloed dat vergoten wordt, ook als dat het eigen bloed is. Zelfmoord is dus verboden, zelfs door verhanging: “iemand die zichzelf wurgt,” al wordt daarbij geen bloed vergoten. In de Talmoed lezen we nog: “Zoals wordt onderwezen in een baraita: “Voorzeker zal ik vergelding eisen voor uw bloed, voor uw levens.” Rabbi Elazar zegt: Van de hand van je zielen, [d.w.z. van jezelf] zal Ik je bloed eisen.” Dit betekent dat men aansprakelijk is voor het nemen van zijn eigen leven.
We zullen in het laatste hoofdstuk, als we het hebben over Joodse martelaren, rabbi Chanina ben Teradyon ontmoeten. Deze werd door de Romeinen in zijn Thorarol gewikkeld en zo op de brandstapel gezet. Zijn leerlingen raadden hun meester aan zijn mond open te doen, zo zou het vuur bij hem binnendringen en zou hij sneller sterven. Maar rabbi Chanina reageerde: “Het is beter dat Hij die mij mijn ziel gegeven heeft, haar wegneemt en men moet zichzelf geen kwaad doen om zijn dood te bespoedigen.” Zelfs deze lichte vorm van ‘zelfmoord’, als we het zo mogen noemen, werd afgewezen.
In dat hoofdstuk zullen we ook zien dat martelaarschap slechts in enkele gevallen aangewezen was: als men gedwongen werd tot afgoderij, overspel of bloedvergieten. Volgend gedeelte uit de Talmoed laat zien dat niet alleen martelaarschap, maar ook zelfmoord werd goedgekeurd als men daarmee de zonde van overspel kon vermijden.
Er was een incident met vierhonderd jongens en meisjes die gevangen werden genomen om zich te prostitueren. Zij voelden uit zichzelf aan wat er van hen verwacht werd, en ze zeiden: Als we [zelfmoord plegen en] in zee verdrinken, zullen we dan eeuwig leven in de Komende Wereld? Het oudste kind onder hen legde het vers uit: “De Heer zei: Ik zal hen terugbrengen uit Basan, Ik zal hen terugbrengen uit de diepten van de zee.” “Ik zal hen terugbrengen uit Basan,” d.w.z. van tussen de tanden [bein shen] van de leeuw, en “Ik zal hen terugbrengen uit de diepten van de zee,” verwijst naar hen die verdrinken in de zee [omwille van de Hemel]. Toen de meisjes dit hoorden, sprongen ze allemaal op en wierpen zich in zee. De jongens trokken toen een a fortiori gevolgtrekking en zeiden: Als deze meisjes, voor wie [geslachtsgemeenschap met mannen] hun natuurlijke weg is, zo doen, dan moeten wij, voor wie [geslachtsgemeenschap met mannen] niet onze natuurlijke weg is, ons des te meer zo gedragen. Ook zij sprongen in zee. Over hen zegt het vers: “Om uwentwil worden wij den ganse dag gedood; wij worden gerekend als schapen ter slachting ”
In hetzelfde gedeelte komt ook de marteling van de zeven zonen van een moeder voor, die we kennen uit de boeken Makkabeeën. Daar wordt over de moeder gezegd, nadat haar zeven zonen gestorven zijn, “zij ging het dak op, viel, en stierf. Een goddelijke stem werd gehoord die zei: ‘Een vreugdevolle moeder van kinderen.’” Het wordt niet expliciet gezegd, maar het lijkt er wel op dat de moeder zelfmoord pleegde. Niet alle rabbijnen vonden de zelfmoord van de moeder aanvaardbaar. Volgens een midrasj handelde de moeder zo omdat zij gek geworden was: “Enige tijd later werd die vrouw gek en zij viel van het dak en stierf. Zo werd vervuld wat geschreven staat: “Zij die er zeven baarde, verkommert, [zij blaast haar laatste adem uit]. We zullen nog zien dat het plegen van zelfmoord om aan oneer te ontsnappen, onder christenen een belangrijk punt van discussie was.
Voor iemand die de zonde van zelfmoord had begaan, was het niet gepast de gebruikelijke rouwrituelen te volvoeren. De Talmoed zegt:
Wij houden ons in geen enkel opzicht bezig met de begrafenisrituelen van iemand die moedwillig zelfmoord heeft gepleegd. R. Ismaël zei: Wij roepen over hem uit: ‘Helaas voor een verloren [leven!] Helaas voor een [verloren] leven!’ R. Akiva zei tegen hem: ‘Laat hem niet rouwen; spreek noch goed noch kwaad over hem.’ We kleden ons niet voor hem, ontbloten de schouder niet en spreken geen herdenkingsrede over hem uit. We staan echter wel in een rij voor hem en reciteren de zegen van rouwenden voor hem, uit respect voor de levende [familieleden].
Daarna wordt de vraag gesteld wanneer iemand precies zelfmoord heeft gepleegd. Dat is niet degene die in een boom klimt, er uit valt en sterft, ook niet iemand die op het dak klimt en er af valt en sterft. Het is iemand die roept: “kijk, ik ga naar de top van een huis of een boom en ik gooi mezelf naar beneden zodat ik sterf.” Dat is iemand die bewust zelfmoord pleegt, en met zo iemand houden we ons niet bezig (in rouwgebruiken) zegt de tekst. Men moet iemand wel altijd het voordeel van de twijfel geven: “Als iemand gewurgd, hangend aan een boom of dood liggend op een zwaard gevonden wordt, wordt hij verondersteld niet opzettelijk zelfmoord te hebben gepleegd en wordt hem geen enkele [van de riten] onthouden.”