Betoverd door begeerte: Liefde en lust in de wereld van Bijbel en oudheid.

12 april 2025

In het Bijbelboek Spreuken vraagt een Wijze om onze aandacht, hij verzoekt ons oplettend te luisteren naar de inzichten die hij in zijn lange leven heeft verzameld. Met name wil hij ons (mannen) waarschuwen voor de lichtzinnige vrouw: “Van haar lippen komen gladde praatjes, haar mond spreekt honingzoete woorden, maar uiteindelijk zijn ze als gif zo bitter, zo scherp als een tweesnijdend zwaard.” Hij voegt er nog aan toe dat haar pad naar het graf voert, naar het rijk van de schimmen, naar de dood. Omdat een mens nooit genoeg gewaarschuwd kan worden, vinden we in de Bijbel heel wat spreuken die de argeloze jongeling of man vermanen goed op te passen voor de ‘vreemde vrouw’. Die vrouw heeft de geliefde van haar jeugd verlaten, is ontrouw op al haar wegen en wil het nu met een ander aanleggen. We mogen de Wijze die al zijn wijsheid voor ons zo keurig verzameld heeft in een boek wel dankbaar zijn. Het is goed dat hij ons waarschuwt en hij heeft gelijk, we moeten oppassen voor de valkuilen van het leven. Maar wat hij zegt over die verleidende vrouw, dat haar pad naar het “rijk van de schimmen” voert, dat vinden wij moderne mensen wel wat overdreven. Zo’n vaart loopt het toch nooit? Echter, de oosterse mens wist dat wie in de netten van zo’n vrouw verstrikt raakte, een vroege, ongelukkige dood wachtte. Dat was Gods vergelding voor deze zonde. Wie het goede nastreefde en deed, wachtte een lang leven, maar de dagen van de boosdoener waren kort.

Onze Wijze stond er trouwens niet alleen voor, hij werkte samen met vele andere confraters. Er was ook meer dan één mensenleven nodig om talrijke spreuken te verzamelen in een boek, en nog andere boeken zouden volgen vol met nuttige raadgevingen. Nu waren er in het oude Midden-Oosten buiten deze Joodse wijsheidsliteratuur nog vele andere boeken die wat te melden hadden over de vrouw, over seks, over liefde en trouw, of over verleiding, overspel, verkrachting, verschillende seksuele geaardheden. Liefde en lust werd bezongen in prachtige poëtische liederen, maar evengoed werden vijanden uitgejouwd met obscene scheldwoorden. Men kon ziek zijn van de liefde en men deed ook beroep op magie om wie men begeerde aan zich te binden. Maar het was soms ook oppassen! Sommige geschriften gewagen van geheimzinnige, bekoorlijke maar levensgevaarlijke schoonheden bij wie de man best ver uit de buurt bleef. Dit boek gaat over hoe de mens in de oudheid seksualiteit beleefde, welke angstbeelden hij daarbij had en welke ideaalbeelden hij erover koesterde. Veel informatie die we daarover hebben gaan over de man, maar we komen ook heel wat te weten over hoe de vrouw seksualiteit beleefde. Die beleving, angst- en ideaalbeelden waren heel verschillend. Dat is niet zo verwonderlijk want de periode die in de titel van dit boek met ‘de oudheid’ wordt aangeduid situeert zich tussen het 3e millennium v.Chr. en halfweg het 1e millennium n.Chr. Van het verre Mesopotamië tot het dichterbij gelegen Romeinse Rijk.

We vangen onze historische tocht aan in Sumerië, waar vijf millennia geleden mannen verhalen vertelden waarin zij hun diepste angsten verwoordden. Het ging over vrouwelijke demonen, godinnen en koninginnen die mannen seksueel verleidden, gemeenschap met hen hadden, en ze daarna doodden. Berucht was de Sumerische Lilitu of Babylonische Lilit, de succuba die mannen in hun slaap bezocht om gemeenschap met hen te hebben en het leven uit hen te zuigen. Inanna en Isjtar, godinnen van seks en passie, waren al evenzeer erop uit om mannen seksueel te verlokken en om te brengen. We zagen hierboven al dat ook de bijbel de ‘vreemde vrouw’ naar de man lonkt, en ervoor zorgt dat hij neerdaalt “in de kamers van de dood.” Die angst en fascinatie voor de vreemde vrouw blijken kenmerken te zijn van de archaïsche mens, de mens uit de oudheid. De moderne mens heeft er gelukkig minder last van. Doorgaans. We maken nog een uitstapje naar een berucht geworden vrouw van een Romeinse keizer, waarin we te maken krijgen met een levensgevaarlijke vrouw van vlees en bloed. Eerste hoofdstuk.

Het is tegenwoordig voor de doorsnee mens wel even wennen aan de vele vormen van seksuele geaardheid die er blijken te bestaan en die worden uitgedrukt in de letters LGBTQ. Die verschillende seksuele geaardheden zijn niet nieuw, ze hebben altijd bestaan. Ook in de oudheid kwamen ze voor, alleen werden ze toen anders beleefd, en dat was omdat ze verbonden werden met het religieuze. We bekijken in het tweede hoofdstuk hoe mensen met een andere seksuele geaardheid in dienst genomen werden door de godinnen Inanna, Isjtar en Cybele, die zelf ook een ietwat dubbele seksualiteit hadden.

Grieken en Romeinen hielden van duidelijkheid, ook wat seksualiteit betreft. Mensen met een andere seksuele geaardheid in dienst van de goden stellen zoals in Mesopotamië gebeurde, dat kon voor hen dus niet. In tegendeel: de geboorte van een hermafrodiet werd gezien als een onheilsteken, en de ongelukkige baby werd gedood om het onheil af te wenden. Er waren ook mensen die in de loop van hun leven, in de pubertijd, van geslacht veranderden, daar had men het minder moeilijk mee. Ook al omdat die verandering steevast gebeurde in de richting van vrouw naar man, zo iemand ging er dus op vooruit en dat kon alleen maar als positief gewaardeerd worden, vond men in die patriarchale samenleving. Derde hoofdstuk.

Seks werd gezien als onschuldig, het was iets om plezier aan te beleven. In het vierde hoofdstuk maken we kennis met enkele poëtische verzen die de genietingen van de coïtus bezingen. In de Bijbel gebeurt dat op kuise wijze door het gebruik van allerlei eufemismen, waar de oningewijde lezer argeloos overheen leest. Ook buitenbijbelse poëzie gebruikt eufemismen, maar die zijn minder verhullend, soms wordt onverbloemd de seksuele daad bejubeld. We lezen enkele mooie liefdesliederen uit het oude Mesopotamië en uit de Bijbel. Die uit de Grieks-Romeinse wereld ontdekken we in het volgende hoofdstuk.

Hoofdstuk vijf gaat over seksualiteit in die Grieks-Romeinse wereld. We onderzoeken de verschillende verwachtingen die men in Griekenland had van hetaeren – een soort gezelschapsdames, andere concubines en wettelijke echtgenoten. In Rome waren sommige wijze mannen beducht voor de toegenomen mondigheid van vrouwen. Die was ontstaan doordat de vrouw meer rechten had gekregen, wat weer samenhing met een zekere emancipering. Het gaf sommige mannen behoorlijk wat kopzorgen, en moralisten klaagden over de teloorgang van aloude waarden. We bekijken enkele mooie liefdesliederen en ook wat meer prozaïscher ontboezemingen.

In het volgende hoofdstuk ‘Allerlei vormen van seks’ bekijken we hoe seksualiteit concreet beoefend werd. We beginnen met een weinig verheffende zaak: het gebruik van geweld in het bedrijven van seks. Vervolgens gaat het over het gebruik van magie; zowel om een concurrent in de liefde uit te schakelen als om iemand op wie men een oogje had voor zich te winnen. Verder ontdekken we welke ‘standjes’ men zoal kende, hoe men stond tegenover masturbatie, hoe schandelijk men het gebruik van dildo’s vond, en we komen enkele nogal bizarre vormen van seks tegen: lust voor (naakte) beelden, bestialiteit en necrofilie. De meeste gegevens over deze onderwerpen komen uit de Grieks-Romeinse wereld.

Prostitutie was in de oude wereld alomtegenwoordig. We onderzoeken hoe men prostitutie regelde en waardeerde in Mesopotamië, Israël, Griekenland en in het Romeinse Rijk. Eén ding was in al die oude culturen verboden: seks te hebben met de vrouw die een andere man toebehoorde, of met de dochter die nog uitgehuwelijkt moest worden. Voor de rest kon de man zijn seksuele appetijt vrij uitleven bij de vrouwen van zijn keuze: slavinnen, concubines, hetaeren en prostituees. Een vrouw moest zich zoiets trouwens niet in het hoofd halen; zij diende zich te beperken tot seks met haar wettige echtgenoot. Het punt was dat die zeker moest zijn dat het kind dat zijn vrouw droeg inderdaad van hem was. Al werd prostitutie vele eeuwen lang onbekommerd genoten, Joden uit het begin van onze jaartelling en christenen in hun voetspoor gingen daar toch anders over denken. Toen christenen meer politieke macht kregen zouden langzaamaan ideeën rond prostitutie veranderen die dan door nieuwe wetten bekrachtigd werden. Hoofdstuk zeven.

Al die minneliederen die we in vorige hoofdstukken genoten hebben, moeten ons niet doen vergeten waar het in de oudheid bij seks toch vooral om te doen was: de vrouw moest zwanger worden om voor nageslacht te zorgen. Wee de vrouw die in haar levenstaak te kort schoot! Het achtste hoofdstuk vertelt het verhaal van de Bijbelse Tamar, die alles op alles zette om zwanger te worden, ze deed zich zelfs voor als prostituee. We ontdekken, misschien tot onze verrassing, dat in die oude bijbelse tijd mild geoordeeld werd over prostitutie. Maar later ging men Tamars gedrag toch als problematisch ervaren.

De Bijbel vertelt het schrijnende verhaal van nog een andere Tamar. Zij werd verkracht, verstoten, en kwijnde weg. Een stukgemaakt en weggegooid leven. Het is een zo ontluisterend verhaal dat men er in de synagoge stilzwijgend aan voorbijging en ook in de kerk vormde dit verhaal geen onderwerp voor een stichtende preek. Het gaat over passie die ziekelijk wordt, passie die over de grenzen van de ander walst. In een later ontstane hervertelling van het verhaal, in ‘De woorden van Gad de Ziener’, lezen we hoe Tamar dan toch opkomt voor zichzelf en van zich afbijt. Iets waar menig christen lering kan uit trekken, want van je af bijten, dat schijnt niet erg christelijk te zijn. Hoofdstuk negen.

In hoofdstuk tien wordt een actueel onderwerp aangesneden: seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het is van alle tijden en we treffen het ook aan in een apocrief verhaal over de kuise en vrome Susanna. Dit verhaal is in de Septuaginta toegevoegd aan het boek Daniël, in katholieke bijbeluitgaven vindt men het terug. Susanna wordt geprest om seks te hebben met twee booswichten, als zij weigert beschuldigen zij haar vals dat zij zelf een onwettige relatie gehad heeft met een jongeman. Susanna doet twee dingen: zij legt haar zaak voor aan God, en brengt die in de openbaarheid – ook al staat ze erg zwak. De hedendaagse MeToo beweging brengt ook allerlei ongewenste intimiteiten en erger aan het licht, dit openbaar maken is een eerste voorwaarde om gerechtigheid te bekomen.

Het elfde hoofdstuk gaat over een wonderlijke zaak. Het gaat over engelen die seks hadden met vrouwen. We lezen ook dat vrouwen daar niet geheel onschuldig aan waren, promiscue als ze zijn – volgens enkele ascetische Joodse groepen althans. Apart is dat in het Nieuwe Testament verwezen wordt naar enkele geschriften die in die ascetische Joodse kringen ontstaan waren en die voor de vroege christenen blijkbaar gezag hadden. Seks tussen vrouwen en engelen is tegenwoordig geen acuut maatschappelijk probleem, maar in de vroege kerk was men er toch beducht voor. Paulus schreef in dit verband zelfs enkele regels voor waar men zich best aan hield.

Gerelateerd aan dit vreemde thema is het verhaal van Sodom en Gomorra. Hier zijn het mannen die enkele bezoekers van de stad Sodom willen aanranden, die bezoekers waren engelen. Men spreekt van sodomie als de zonde van homoseksualiteit, maar dat is een voorbarige interpretatie. De Bijbel zelf duidt de zonde van de Sodomieten heel anders, zoals we zullen zien. Toch waren er in de 1e eeuw n.Chr. enkele Joodse wijzen die sodomie als homoseksualiteit interpreteerden. Hoofdstuk twaalf.

In de twee volgende hoofdstukken gaan we nader in op homoseksualiteit in de oudheid. In hoofdstuk dertien bekijken we (summier) hoe homoseksualiteit beleefd werd in de oud-oosterse wereld: bij de Egyptenaren, Hettieten, Assyriërs, Babyloniërs en Perzen. Dan gaan we na hoe men in de Grieks-Romeinse wereld stond tegenover homoseksualiteit en om wat voor vorm ervan het eigenlijk ging. We bekijken ook wat enkele filosofen er destijds van vonden. Zo hebben we de achtergrond geschetst waartegen we Paulus’ opvattingen over homoseksualiteit hopelijk beter kunnen begrijpen. In hoofdstuk veertien doen we een klein onderzoek naar de specifieke woorden die Paulus in dit verband gebruikt. We ontdekken ook Paulus’ typisch Joodse, maar in moderne ogen nogal bizarre redenering in zijn bespreking van homoseksualiteit. We gaan na wat Paulus zegt over lesbische relaties en vragen ons tenslotte af wat we vandaag aan moeten met zijn woorden over dit thema.

En boeiend verhaal dat de evangelist Johannes doorgeeft is dat van de overspelige vrouw die door farizeeën bij Jezus gebracht wordt. Die vragen Jezus of hij zoals zij ook vindt dat de vrouw moet gestenigd worden, zoals de wet van Mozes immers voorschrijft. We ontdekken hier dat Jezus niet optreedt als wetgeleerde, hij implementeert die wet niet, maar houdt ze de mensen wel als een spiegel ter introspectie voor. Een intrigerende vraag in dit verband is wat Jezus wel geschreven kan hebben in het stof op de plavuizen van de tempelhof. Hoofdstuk vijftien.

“Niet Adam werd misleid, maar de vrouw; zij overtrad Gods gebod.” En daarom mag de vrouw geen gezag hebben in de kerk. Zo schrijft Paulus of een paulinist in een brief aan Timotheüs. Dat is toch een wat vreemde, nogal eenzijdige uitleg van het verhaal in Genesis over de zondeval. Hoezo werd Adam niet misleid? Was het dan alleen de vrouw die Gods gebod overtrad? In hoofdstuk zestien gaan we na waar de mogelijke bronnen liggen van dergelijke uitleg. Sommigen destijds dachten dat de slang zich uitgerekend tot Eva wendde omdat haar oordeelsvermogen nogal beperkt was, of zij zagen Eva zelf als de eeuwige verleidster, of als de oorsprong van de zonde in de wereld, anderen meenden dat Eva door de slang seksueel verleid werd. Kan een van deze overtuigingen een rol hebben gespeeld in de nogal aparte interpretatie van Paulus (of een paulinist) van het zondevalverhaal?

In hoofdstuk zeventien ontdekken we hoe in de literatuur destijds de schoonheid van de vrouw geïdealiseerd werd óf verduiveld werd. In de Griekse roman zijn zowel de vrouwelijke als mannelijke protagonisten onwaarschijnlijk mooi, ze benaderen goddelijke schoonheid. Die schoonheid zal hen ook in problemen brengen maar die zullen ze overwinnen; ondanks alle tegenstand en verleidingen zullen ze kuis blijven en trouw aan elkaar. In de Joodse romans is de vrouwelijke protagoniste ook adembenemend mooi, en zij is natuurlijk erg vroom. Nooit maakt zij misbruik van haar vrouwelijke charmes om de man het hoofd op hol te brengen. Dat is in de Joods ascetische literatuur wel anders; daar is de schoonheid van de vrouw een gevaar voor de vrome man. In deze kringen fulmineerde men tegen opzichtig opgemaakte dames. Schoonheid was niet onschuldig. Mooie vrouwen evenmin.

In het hierop aansluitende achttiende hoofdstuk geven we nog apart aandacht aan het gevaar van cosmetica. Wat we hierover lezen in Joodse geschriften – zowel die in de Bijbel als erbuiten – komt opvallend overeen met wat in de eerste eeuwen van onze jaartelling heidense moralisten ervan vonden en met wat christenen erover dachten. In die tijd deelden heidenen, Joden en christenen dezelfde ideeën over wat gepast en ongepast was voor de vrouw. Het kwam erop neer dat zij nederig behoorde te zijn, en als zij over een natuurlijke schoonheid beschikte (wat wel te prefereren was) mocht zij die niet door buitensporige opsmuk accentueren.

Een andere merkwaardige ontwikkeling destijds, ook weer bij zowel Joden, heidenen als christenen, was dat seks eigenlijk een beetje een probleem werd. Dat was best een nieuwe inschatting van wat men toch altijd onbekommerd had beleefd. Heidenen gingen zich afvragen of seks wel gezond was, en ontdekten het nieuwe ideaal van het vriendschappelijke huwelijk met één vrouw. Joden en christenen vonden dat seks op gespannen voet stond met een heilig leven voor God. Wie God zocht kon zich toch moeilijk inlaten met lage lusten? Steeds meer gelovigen gaven aan deze nieuwe gedachten gehoor en beijverden zich om ascetisch, seksloos en alzo heilig te leven. Omdat niet iedereen toekwam aan deze hoge maatstaven, ontstond bij christenen een hiërarchie onder gelovigen: maagden stonden bovenaan, dan volgden weduwen en weduwnaars, onderaan stonden de gehuwden. Al konden ook die nog besluiten kuis als broer en zus samen te leven. Sommige ascetische christenen wisten dat seks die binnen het huwelijk werd beleefd, eigenlijk een vorm van porneia was: ontucht. Weer andere christenen – sommigen gnostisch geïnspireerd – vonden dat de vrouw mannelijk moest worden. Dat leren we in het negentiende hoofdstuk.

Het volgende hoofdstuk gaat nog even door op deze materie. We bekijken hier wat de grote kerkvader Augustinus ervan vond. Hij werd in zijn jongere jaren geplaagd door seksuele lust, en zijn bekering tot de katholieke kerk betekende een radicale afwijzing van seksualiteit. Voor hemzelf, welteverstaan, maar toch liet die afwijzing sporen na in zijn onderwijzing van het goede leven voor anderen. Seks in het huwelijk mocht, maar dan alleen om kinderen op de wereld te zetten. “U mag zich alleen inlaten met lichamelijk gemeenschap, als u kinderen wilt voortbrengen,” zei hij. En als dat eenmaal was gebeurd, was er niets dat echtelieden belette om verder te leven zonder seks. Augustinus heeft behoorlijk wat invloed gehad op de visie op seksualiteit in het westers christendom.

In het laatste hoofdstuk bekijken we dan hoe de rabbijnse Joden aankeken tegen seksualiteit. Zij gingen er op een meer ontspannen wijze mee om dan veel christenen. We lezen een kort gedeelte uit de Talmoed waarin een groepje rabbi’s met elkaar in gesprek zijn over enkele mooie Bijbelse vrouwen. Het verdiende volgens hen toch aanbeveling zich op gepaste afstand van vreemde vrouwen te houden, om niet in verleiding te komen. We eindigen met de legendarische Lilit, een verre verwante van de Sumerische Lilitu en Babylonische Lilit waarmee we dit boek begonnen. We lezen enkele fragmenten uit rabbijnse bronnen over haar. Zij is verleidelijk maar ook destructief. Een mens zou nog gaan verlangen naar de wat saaiere maar brave, trouwe en zorgzame Eva.

Het slotwoord stelt de antipode van alle lustvolle vrouwen aan de lezer voor: de maagd Maria. Zonder door seks te zijn bezoedeld baarde zij Jezus, en velen wisten dat zij zelfs tijdens en na de bevalling maagd was gebleven. Zou voor God iets te wonderlijk zijn? Omdat deze maagd niet bevlekt was door wellust, zag haar lichaam geen ontbinding en werd zij naar de hemel gevoerd om daar als koningin te heersen tot in eeuwigheid. En toch, toch sloop ook bij deze heilige Maagd iets naar binnen, iets van de geest van Inanna, de godin van seks en passie, zoals we zullen zien.

Share This