Heilige woorden

11 juni 2024

Bestel dit boek >

Inleiding

Dit boek is gegroeid uit een vorige versie: De ontdekking van het Nieuwe Testament. Omdat dat boek niet meer voorradig is, wordt het nu opnieuw uitgegeven, maar met een flinke uitbreiding: ook de christelijke literatuur uit de 2e eeuw wordt nu behandeld. Het boek is in omvang zowat verdubbeld en heeft dan ook een nieuwe titel meegekregen: Heilige woorden.

Het Nieuwe Testament lijkt vrij toegankelijk. Toch is dat Nieuwe Testament geschreven in een cultuur die diepgaand verschilt van onze moderne wereld. Een boek als Openbaring doet ons perplex staan, wat in Hebreeën staat is volslagen vreemd voor ons, maar ook de brieven van Paulus zijn zelfs bij een herhaalde lectuur niet bepaald helder. Zelfs de beter bekende evangeliën blijken bij een aandachtige lezing toch een eigen vreemdheid te bezitten en de nodige vragen op te roepen. Het boek dat u nu in handen heeft, wil u binnenleiden in de wereld van de geschriften van het Nieuwe Testament.

We vangen meteen aan met een onderzoek naar de boeken van het Nieuwe Testament en houden daarbij de traditionele volgorde aan (hoofdstukken 1 – 5). Als eerste komen dus de evangeliën aan bod. We proberen te achterhalen wanneer ze ontstaan zijn en door wie ze op schrift werden gesteld – want dat is anders dan men misschien denkt bepaald niet duidelijk. We gaan na met welk doelde evangeliën werden geschreven, wat de bronnen zijn geweest van de evangelisten, waarom er vier evangeliën zijn en niet één. We zoeken ook naar een verklaring voor de verschillen tussen de evangeliën. Waarom beklemtoont Jezus in het Matteüsevangelie het belang van de wet, terwijl hij het in het Johannesevangelie heeft over “de wet van de Joden”, alsof hij er afstand van neemt? Hoe komt het dat in het Marcusevangelie Jezus aan het kruis wanhopig uitroept: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u me verlaten?” terwijl we in het Lucasevangelie geen godverlatenheid maar juist nabijheid tot God aantreffen: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest?” En ook: waarom is het Evangelie van Johannes zo anders dan de drie andere? Beschikte Johannes over andere bronnen? Deze en andere vragen worden in het hoofdstuk over de ‘Geschriften van de evangelisten’ behandeld.

Er zijn ook heel wat brieven in het Nieuwe Testament. We bekijken hoe een brief destijds werd opgesteld, wat diatribe is, wat pseudepigrafen zijn. Onderzoekers vragen zich af of alle brieven die op Paulus’ naam staan wel van hem zijn; we maken kennis met de argumenten pro en contra. Ook gaan we kort in op de Farizese achtergrond van Paulus. We bespreken zijn brieven in chronologische volgorde (we wijken dus even af van de gangbare volgorde), en hier en daar gaan we in een excursie nader in op een thema dat Paulus in zijn brieven aanraakt. Een aparte brief van een onbekende auteur is die aan de Hebreeën. De auteur ervan heeft het onder meer over de onmogelijkheid van een tweede bekering. Hoe werd dit begrepen in de vroege kerk? Een kwestie van geheel andere orde is die van de platonische invloeden die spelen in deze brief. Vervolgens zijn er de katholieke brieven of algemene zendbrieven. Deze zijn niet gericht aan een plaatselijke gemeente of een bepaald persoon, zoals het geval is met de brieven van Paulus, maar ze zijn gericht aan de christenheid in het algemeen. We gaan na wie de algemene zendbrieven geschreven hebben – zijn daar ook broers van Jezus bij? Wijst Jakobus met zijn beklemtoning van werken de genadeleer van Paulus af? Haalt Judas zijn inspiratie ook uit pseudepigrafische boeken zoals Henoch en Hemelvaart van Jesaja? Wat doet de antichrist in de Kerk, volgens de brieven van Johannes?

Het Nieuwe Testament sluit af met een raadselachtig boek: Openbaring van Johannes. Het boek pretendeert zicht te hebben op de toekomst. Wordt daarmee de nabije toekomst van de eerste lezers bedoeld? Slaat het op onze toekomst? Heeft dit boek eigenlijk wel de bedoeling de geheimen van de toekomst te ontsluieren, of wil het de lezers iets anders meedelen? We gaan na welke de kenmerken zijn van de apocalyptiek, welke apocalyptische boeken er nog zijn en waarin de Openbaring van Johannes zich van die boeken onderscheidt.

Na dit overzicht van de nieuwtestamentische boeken volgen twee hoofdstukken (6 en 7) waarin we op enkele bijzonderheden willen ingaan. In een eerste hoofdstuk daarvan besteden we aandacht aan de betrouwbaarheid van de tekst van het Nieuwe Testament. Er is veel onderzoek gedaan naar toevoegingen, weglatingen, wijzigingen die in de loop van de tijd werden aangebracht in de tekst. We bekijken de resultaten van dat onderzoek. Inderdaad werden bij het overschrijven van manuscripten kopieerfouten gemaakt, zijn ook correcties doorgevoerd, en werden zelfs – en dat is pijnlijker – hier en daar wijzigingen in de tekst aangebracht vanuit theologische motieven. Gelukkig weten we welke passages werden gecorrumpeerd, meestal werden ze later in hun oorspronkelijke vorm hersteld. Maar soms kunnen we niet goed achterhalen welke de oorspronkelijke tekst is geweest.

In een volgend hoofdstuk onderzoeken we waarom het Nieuwe Testament de ons bekende evangeliën en brieven bevat, en niet bijvoorbeeld het Evangelie van Tomas, of een van de joodse evangeliën zoals dat van de ebionieten, of de Openbaring van Petrus. Wie heeft bepaald wat er in het Nieuwe Testament terecht gekomen is? Hierover doen soms nogal wilde verhalen de ronde. Zo nu en dan verschijnt weer een boek waarin duistere geheimen, door de kerk eeuwenlang verborgen gehouden, nu eindelijk aan het licht worden gebracht. In het boek dat u nu in handen heeft, gaat het er nuchterder aan toe: hier worden geen duistere complotten ontraadseld. Dat neemt niet weg dat de ontstaansgeschiedenis van ons Nieuwe Testament een boeiend verhaal blijft. We onderzoeken hoe de canon tot ontwikkeling is gekomen en welke elementen daarbij een rol hebben gespeeld.

In de volgende vier hoofdstukken (8 – 11) ontdekken we de geschriften van na het Nieuwe Testament. We bekijken hoe in de 2e eeuw (soms uitgebreid tot begin 3e eeuw) de woorden van Jezus en de apostelen werden begrepen, geactualiseerd en ook wel aangevuld met wat nieuwe openbaringen heetten te zijn, of met geheime kennis die Jezus alleen aan ingewijden zou hebben meegedeeld. Een eerste van die hoofdstukken gaat over de Apostolische Vaders. De auteurs van deze boeken uit de eerste helft van de 2e eeuw werden verondersteld nog contact te hebben gehad met de apostelen. Zij wisten zich geroepen om de kudde Gods te leiden door praktische raadgevingen, te vermanen waar nodig, en de gelovigen te bemoedigen om door te gaan in de rechte leer, weg van de ketterijen die overal de kop opstaken. We zien hoe de vroege kerk georganiseerd werd en naar een eigen identiteit zocht tegenover heidenen en Joden.

Apologeten waren christenen die hun geloof verdedigden tegenover de buitenwereld. Die buitenwereld was soms belangstellend maar stond vaker vijandig tegenover dit nieuwe vreemde ‘bijgeloof’, zoals het genoemd werd. Heel wat roddels, misverstanden en verdachtmakingen verspreidden zich en gaven mee aanleiding tot vervolgingen, nu eens hier, dan daar. Nieuw was dat deze apologeten, die filosofisch geschoold waren, de waarheid een eerbaarheid van het christendom verdedigden met filosofische argumenten. Sommigen onder hen verwezen ook graag naar de oudtestamentische profetieën over Jezus die toch maar mooi waren uitgekomen. Nog andere apologeten lieten filosofie helemaal links liggen en spotten met het heidens geloof: bedreven heidenen niet net zoals hun goden precies de schandelijke daden waarvan christenen werden beschuldigd?

Dit tweede hoofdstuk in de reeks van vier wordt gevolgd door een derde. Daarin moeten we vaststellen dat de apologeten niet veel hadden bereikt bij heidenen – ze werden ook vooral door christenen gelezen. Vervolgingen hielden niet zomaar op, martelaren stierven. We lezen enkele gedeelten uit martelaarsacten en leren hoe een ondervraging van christenen in zijn werk ging, hoe de loutere bekentenis ‘christen’ te zijn leidde tot veroordeling: foltering, brandstapel, wilde dieren, of onthoofding voor Romeinse burgers. De moderne lezer zal verwonderd vaststellen dat voor deze martelaren de dood net het leven betekende – in de hemel dan, en dat zij er vurig naar verlangden de martelaarskroon te verwerven. Bij het lezen van deze martelaarsacten komen wij nog heel wat meer interessante dingen tegen over het geloof van deze eerste christenen.

In het vierde hoofdstuk over deze na-bijbelse boeken hebben we het over de apocriefe evangeliën, Handelingen, brieven en openbaringen. Het zijn allemaal boeken die aanspraak maakten op goddelijk gezag maar die door de katholieke kerk verworpen werden, soms na enige aarzeling. Een probleem dat zich hier aandient is dat er veel te veel van deze geschriften zijn om hier allemaal besproken te kunnen worden, zelfs als we ze zouden beperken tot de 2e eeuw. We maken daarom een keuze en proberen van de verschillende christelijke richtingen waarbinnen deze apocriefen geschreven werden, een aantal werken te behandelen. Dit zijn dan joods-christelijke evangeliën, min of meer orthodoxe geschriften, volksverhalen over Jezus en de apostelen, boeken met docetische kenmerken en gnostische literatuur.

Een laatste hoofdstuk handelt over de hoofdpersoon van het Nieuwe Testament en de geschriften die daarna kwamen, de man waarover het allemaal gaat: Jezus van Nazaret, door gelovigen geduid als de Christus. Natuurlijk staat hij aan het hele begin van al de boeken die over hem geschreven zijn, maar het is pas vrij recent, zowat de laatste twee eeuwen, dat men op zoek is naar wie die Jezus werkelijk was. Met deze moderne zoektocht sluiten we dit boek af. Wetenschappers zoeken wat Jezus’ motieven waren, wat hij met zijn optreden wilde bereiken. Gelovigen zullen zeggen dat je dat toch gewoon in de evangeliën kunt lezen, maar onderzoekers menen dat die evangeliën in historisch opzicht niet erg betrouwbaar zijn. Zij passen de historisch kritische methode toe op de vier evangeliën om zo te achterhalen wie die man uit Nazaret werkelijk was, en wat er aan hem werd toegeschreven. In dit hoofdstuk gaan we na in welke mate die onderzoekers daarbij succes hebben gehad, en of hun onderzoek verhelderend heeft gewerkt voor een beter begrip van wie Jezus was.

Dit boek is niet bedoeld voor theologen, die weten wat hier beschreven staat al. Het is bedoeld voor de geïnteresseerde leek, en ook de beginnende student theologie zal er zijn of haar voordeel mee doen. Maar het is ook weer geen boek dat de dingen simpel houdt. Moeilijke dingen worden niet uit de weg gegaan, wel wordt gepoogd ze op een heldere manier uiteen te zetten. Dit boek is gegroeid uit cursusmateriaal dat ik aanbood aan studenten Godsdienstwetenschappen. Hun vragen en feedback hebben me geholpen me af te stemmen op de vragen die leven bij de doorsnee mens die belangstelling heeft voor de Bijbel. Hun opmerkingen hebben me er ook toe aangezet begrippen die ik algemeen bekend veronderstelde toch uit te leggen. In een index achteraan vindt men een lijst van moeilijke en belangrijke begrippen met verwijzing naar de pagina’s waar ze worden uitgelegd. Er is dus voor dit boek geen – of nauwelijks – voorkennis vereist. Ik hoop met dit boek een antwoord te bieden op de vele vragen die leven bij nieuwsgierige gelovigen en ongelovigen.

De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling 21, Nederlands Bijbelgenootschap. Tenzij anders aangegeven wordt.

Share This