Inleiding
“En tot slot, mijn zoon, nog deze waarschuwing: er komt geen einde aan het aantal boeken dat geschreven wordt, en veel lezen mat het lichaam af,” zo waarschuwt Prediker zijn lezers. Eigenlijk waren, zoals hij elders schrijft, gewoon alle dingen in het leven onuitsprekelijk vermoeiend, maar boeken maken en lezen was daar niet het minste van. Het weerhield hem er anderzijds niet van toch ook zelf nog een boekje te schrijven, het werd zelfs opgenomen in de Bijbel. Maar zo te zien hebben andere Joden zich nooit veel aangetrokken van Predikers welgemeende raad. Het is verbazingwekkend welke enorme hoeveelheid aan religieuze literatuur een klein volk als Israël heeft bijeen geschreven, in de oudheid alleen al. De hele wereld kan er zich aan laven. Doel van dít boek, ondanks Predikers waarschuwing toch weer toegevoegd aan vele andere, is die religieuze literatuur van het oude Jodendom in kaart te brengen.
Echter, één boek schrijven over de Joodse religieuze literatuur uit de oudheid betekent een keuze maken uit de overvloedige schat aan geschriften. Wat wel behandelen en wat niet? Nu was het Joodse geloofsleven in de eerste eeuwen rond het begin van onze jaartelling ongelooflijk divers, veel diverser dan het hedendaagse Jodendom. Ik heb geprobeerd die pluriformiteit via een wel overwogen keuze van boeken zichtbaar te maken. Zo krijgt de lezer niet alleen een indruk van wat voor soort boeken er zoal geschreven werden, maar ook van de vele verschillende interpretaties van de Thora die toen door allerlei Joodse groepen geboden werden. Want de Thora of bij uitbreiding de Tenach – voor christenen het Oude Testament – vormde als goddelijke openbaring natuurlijk het hart, het centrum, van alle latere vertalingen, commentaren, hervertellingen en allerlei soorten uitweidingen. Ik heb van de belangrijkste diverse Joodse stromingen telkens één of enkele representatieve werken belicht. Zo krijgt de lezer een mooi overzicht van wat toen op de religieuze markt werd aangeboden aan boeken en aan overtuigingen. Eén groep Joodse geschriften ontbreekt hier: die van het Nieuwe Testament. Ook die boeken werden namelijk door Joden (en een enkele proseliet) geschreven. Maar vanwege de eigen wegen die Joden en christenen gegaan zijn, worden ze meestal niet als ‘Joodse’ geschriften gepresenteerd. Ik heb ze in een ander boek besproken. Wat hier evenmin behandeld wordt zijn de ‘nieuwtestamentische apocriefen’ zoals gnostische evangeliën of apocriefe Handelingen en – brieven. Dit zijn geen joodse of joodschristelijke, maar wel heidenchristelijke werken, en zijn commentaren op of versies van nieuwtestamentische geschriften.
Dit boek vangt aan met een overzicht van de geschiedenis van het Joodse volk. Het gaat over de tijd vanaf de ballingschap in 600 v.Chr. tot de Bar Kochba opstand in 135 n.Chr. Het volgen van deze lange weg van het Joodse volk is op zich al een boeiend avontuur, maar hier is de bedoeling de verschillende boeken die verderop besproken worden, in die geschiedenis te situeren. Al die geschriften zijn namelijk niet in het luchtledige ontstaan, zij zijn telkens weer een reactie op gebeurtenissen. Doorheen de geschiedenis hebben gelovigen gezocht naar wat Thora en Tenach in hun eigen tijdsgewricht te vertellen hadden. Daartoe werden zij geïnterpreteerd, herverteld, aangevuld. In dit eerste hoofdstuk bekijken we welke boeken waar en wanneer ontstonden, en als reactie waarop. We noemen hier trouwens ook enkele heidense Griekse en Latijnse schrijvers die belangrijk zijn voor het reconstrueren van de geschiedenis.
Een tweede, kort hoofdstuk handelt over de meer technische aspecten van het schrijven. We buigen ons over de gebruikte talen: de verschillende soorten Hebreeuws, het Aramees en Grieks, de gebruikte schrifttekens (paleo-Hebreeuws, Assyrisch schrift) en de manier waarop men schreef (met of zonder spaties, het gebruik van punctuatie). Ook het vervaardigen van papyrus en perkament, boekrol en codex komen aan bod. Daarna wordt het belang van de Schriftgeleerden uitgelegd, zij waren de geleerde ‘schrijvers’ die heilige teksten aan het papyrus of perkament toevertrouwden. Tenslotte wordt iets gezegd over hoe die heilige boeken ontstaan, gegroeid en geredigeerd zijn.
In een derde hoofdstuk worden de boeken besproken die centraal staan in de hele Joodse literatuur en samen Tenach vormen. Hierover kan gemakkelijk een heel boek volgeschreven worden, maar dat is al vaak gebeurd, zodat ik daar kan naar verwijzen. Hier wordt slechts een wat summier overzicht gegeven van Tenach. Het is namelijk niet het eigenlijke onderwerp van dit boek, dat gaat over de latere Joodse literatuur. Maar natuurlijk moet ook iets gezegd worden over dat waar die latere literatuur op voortbouwt. Daarom geven we de nodige aandacht aan Tenach, aan de verschillende soorten boeken en literatuurvormen, soms vergelijken we met andere oude oosterse literatuur. Tot slot besteden we een aantal paragrafen aan de canonvorming van Tenach.
Van die Tenach ontstonden verschillende vertalingen en versies. Nu betekent vertalen ook altijd interpreteren. Soms is dat interpreteren beperkt, zoals bij de Septuaginta, de Griekse vertaling, soms zijn interpretaties ingrijpender, zoals in de Targoems, Aramese vertalingen van de Hebreeuwse bijbeltekst. Er zijn verschillende Targoems, en de ene volgt de Bijbeltekst min of meer getrouw, de andere parafraseert nogal vrijelijk. We bekijken enkele voorbeelden. Opmerkelijk is dat de Septuaginta meer boeken bevat dan de Hebreeuwse Bijbel: de zogenaamde apocriefe of deuterocanonieke boeken (protestantse en katholieke benaming). Het zijn boeken die niet in de Protestantse en Joodse canon werden opgenomen, maar wel in de katholieke en oosters orthodoxe bijbels. We bekijken niet alle, maar wel enkele van die boeken die representatief zijn voor de verschillende literaire genres daarin. Maar behalve vertalingen zijn er ook verschillende ‘versies’ van de Hebreeuwse Bijbeltekst zelf. Zo is er de Samaritaanse Pentateuch (de eerste vijf boeken van de Bijbel), dat is de versie van de Thora die de Samaritanen gebruikten en die op heel wat punten afwijkt van de ons bekende tekst. Die laatste heet de Masoretische tekst – zij werd verzorgd door Masoreten, Joodse geleerden, en ligt aan de basis van onze moderne vertalingen. De Septuaginta is trouwens een vertaling van nog een ander Hebreeuws teksttype dat zelf weer afwijkt van de Masoretische en Samaritaanse versie. Telkens geef ik van die verschillen een aantal concrete voorbeelden, zodat de lezer zelf kan zien waarin de verschillen nu precies bestaan en hoe belangrijk of onbelangrijk ze zijn.
In het vijfde hoofdstuk worden een aantal pseudepigrafische werken behandeld; welgeteld zeven van de meer dan zestig die er zijn. Het zijn religieuze boeken die vaak onder een pseudoniem werden gepubliceerd; men gaf ze zo het gezag mee van vroegere patriarchen als Abraham, Jozef, Mozes en anderen. Ook hier wordt getracht van elk genre een typevoorbeeld te geven. Die genres zijn: hervertellingen van de Bijbel, toevoegingen bij de Bijbel, Wijsheidsspreuken, een filosofisch traktaat, een voorbeeld van het genre der Testamenten, een Apocalyps en een mystiek geschrift. Vooral hier ontvouwt zich een enorme waaier aan visies, overtuigingen, denkbeelden en inzichten. Hier en daar treffen we een link aan met nieuwtestamentische geschriften.
Dé grote ontdekking van de 20e eeuw was ongetwijfeld die van de Dode Zeerollen. We bekijken wat men daar gevonden heeft. Dat zijn vooreerst bijbelmanuscripten (we komen weer de verschillende versies tegen), dan een aantal apocriefen en pseudepigrafen, met ook enkele geheel nieuwe pseudepigrafische geschriften. Maar vooral: er werden heel wat boeken aangetroffen die geschreven werden door de religieuze gemeenschap zelf aan wie al die boeken toebehoorden. Die religieuze gemeenschap moeten we waarschijnlijk vereenzelvigen met de essenen, en zo leren we deze nogal sektarische gelovigen beter kennen door hun geschriften. Daaraan zullen we de meeste aandacht besteden. We bekijken een voorbeeld van een pesjer (bijbeluitleg), twee orderegels (hoe behoorden sekteleden zich te gedragen, wat geloofden zij), en enkele hymnen waarin we iets proeven van hun persoonlijke devotie.
De rabbijnse literatuur komt aan bod in het zevende hoofdstuk. We leggen eerst uit wat de ‘overlevering der vaderen’ inhoudt. Deze werd later opgetekend in de Misjna en Tosefta, en werd nog later voorzien van zeeën van commentaren in de Talmoed (Palestijnse en Babylonische); het is een zeer omvangrijke literatuur. Ook enkele midrasjim – dat zijn allerlei verhalen en ook wetsregels – krijgen de nodige aandacht. Rabbijnse literatuur is niet gemakkelijk. Vaak zijn het neerslagen van (gefingeerde) gesprekken tussen rabbijnen, maar die zijn nogal gecomprimeerd en voor buitenstaanders wat moeilijk te begrijpen. We zullen toch een paar voorbeelden geven en uitleggen hoe dat in zijn werk gaat: rabbijnen die met elkaar discussiëren. Nu is de rabbijnse literatuur van wat latere datum dan de andere boeken die in dit boek besproken worden. Toch heb ik ze een plaats willen geven, gewoon omdat ze belangrijk zijn, al ga ik niet verder dan 600 n.Chr. In de Middeleeuwen ging de productie van boeken en commentaren gewoon door, maar dat voert ons te ver. Anderzijds is het ook zo dat zeker de Misjna, en sommige oudere teksteenheden die in de Talmoed zijn opgenomen (baraita), teruggaan op bronnen uit de 1e en 2e eeuw n.Chr. In die zin passen ze dan toch ook in dit boek.
Een laatste hoofdstuk handelt over enkele Griekstalige Joodse werken. Het zijn echter, anders dan de voorgaande besproken boeken, geen religieuze werken, het zijn geen werken die goddelijke gezag claimen. Een eerste boek is een tekst voor een toneelopvoering. Het is een poëtische bewerking van het Exodusverhaal, en het enige werk dat is bewaard gebleven van alle (ook heidense) hellenistische drama’s – gedeeltelijk dan nog. De werken van twee andere auteurs zijn veel belangrijker: die van Philo van Alexandrië en van Flavius Josephus, beiden uit de 1e eeuw n.Chr. Het zijn werken waar de latere rabbijnen geen belangstelling voor hadden, maar die door christenen werden bewaard. En dat zijn er heel wat: van Philo werden liefst 35 werken bewaard, van Josephus een viertal, maar een daarvan bestaat ook weer uit twintig boeken. De werken van Philo zijn vooral exegetische werken: zij leggen de Thora uit op een allegorische wijze – kerkvaders waren daar dol op. Josephus is belangrijk voor het reconstrueren van de geschiedenis van het Jodendom. In zijn grootste, twintigdelige werk, schreef hij de geschiedenis vanaf Adam tot zijn eigen tijd. Zowat de helft van zijn boek is een hervertelling van bijbelse stof, maar dan voor Romeinse oren – een beetje gecensureerd dus. In de tweede helft beschrijft hij de latere geschiedenis.
Dit boek, het boek dat u in handen hebt, is bedoeld voor de geïnteresseerde leek, maar ook voor wie een theologische studie aanvangt vormt dit boek een handzame inleiding in de materie. Voorkennis is nauwelijks vereist, en moeilijke dingen worden op een heldere manier uiteengezet. Een heleboel voorbeelden maken de behandelde materie concreet. Het doel is dat de lezer zicht krijgt op de vele godsdienstige boeken van het Joodse volk, evenals op de grote religieuze diversiteit die in de eeuwen rond het begin van onze jaartelling bestond binnen het Jodendom. Daarnaast biedt het ook een mooie achtergrond waartegen de boeken van het Nieuwe Testament, die eigenlijk ook tot de Joodse literatuur behoren, beter begrepen zullen worden.